Nog een communautaire vraag om uitleg om de vergadering af te ronden. Jan Laeremans aan het woord. Het thema was al vaker in de Onderwijscommissie, ook in voorgaande jaren, besproken. Het meest recent nog op 8 oktober 2020 op initiatief van diezelfde Jan Laeremans. Daarnaast had de Vlaamse regering een beslissing genomen over de actuele toestand van de zaak op 18 december 2020 (cf. infra). Bovendien ging het over…eindtermen, wat het thema, gelet op die andere eindtermenactualiteit, des te interessanter maakte. Vragensteller Laeremans verwees logischerwijs terug naar zijn eerdere vraag om uitleg naar aanleiding van het plan van minister Weyts om een onderzoek in te stellen naar de eindtermen die gehanteerd werden in de tien Franstalige basisscholen in de faciliteitengemeenten van de Vlaamse Rand. Waren die eindtermen wel gelijkwaardig met de Vlaamse eindtermen? We kennen het verhaal vanuit het verleden, dat in een notendop aldus gaat: financiering door de Vlaamse Gemeenschap, eindtermen van de Franse Gemeenschap en controle door de Onderwijsinspectie van de Franse Gemeenschap, maar inspectieverslagen worden ook aan de Vlaamse onderwijsminister bezorgd; voorheen een automatische goedkeuring door de Vlaamse regering, nu een expliciet onderzoek. Vragensteller Laeremans citeerde uitvoerig uit verslaggeving (met name van de hoorzitting met de betrokken schoolbesturen op 4 december 2020) van de gevoerde procedure, die hem helemaal niet overtuigde. Hij vond het dus vreemd dat de Vlaamse regering de gelijkwaardigheid van de bedoelde eindtermen toch goedgekeurd had. Hoe zat dat dus precies met de betrokken commissie van deskundigen, wat tot die beslissing van de Vlaamse regering geleid had, en wat waren de verdere gevolgen in de toekomst? Het viel me op dat Laeremans alleen over de commissie van deskundigen sprak (N.B. Zijn invalshoek was daarbij uitsluitend de kennis van het Nederlands van de leerlingen in kwestie.) en niet over die andere betrokken actor, de Vlaamse Onderwijsinspectie. Blijkbaar beschikte hij alleen over het verslag van de hoorzitting met de commissie van deskundigen en niet over het advies van de Onderwijsinspectie… Zeker een van de vragen was duidelijk bedoeld om minister Weyts in zijn nationalistisch gedachtegoed enigszins te … ambeteren.
Ook minister Weyts wist nog dat hij op die vragen eigenlijk al eerder geantwoord had, maar hij ging er toch nog wat concreter opnieuw op in. De situatie van die scholen bleef een bijzondere realiteit in België, maar ze was nu eenmaal geregeld door bijzondere en andere wetten. De minister wilde wel i.p.v. de automatische goedkeuring van het verleden die schoolbesturen de reguliere procedure laten volgen. De juridische conclusie was, tot spijt van de minister, dat de Vlaamse regering de aanvraag tot gelijkwaardigheid wel moest goedkeuren. In de procedure was daarvoor verwezen naar een arrest van het Grondwettelijk Hof van 28 oktober 2010.
Daarnaast was er de inhoudelijke, zeg maar sociale, eis voor de betrokken leerlingen om degelijk taalonderwijs Nederlands te krijgen, gelet op de specifieke situatie van de gemeenten in kwestie, aldus minister Weyts. Op dat stuk was hij toch een stukje optimistischer door wat er bereikt was. Vandaar de positieve beslissing van de Vlaamse regering. Het alternatief? Alleen een pedagogische én politieke nederlaag. Het jargon in deze communautaire strijd blijft dus een zeker belligerent gehalte hebben.
Van de bekende zon in de plas water van de minister ging het naar de modderpoel van vragensteller Laeremans. Hij vertrouwde de Franstaligen in kwestie voor geen haar, wat hun beloftes over taalonderwijs Nederlands betrof. Hij klaagde ook de volgens hem onwettelijke deelname aan van leerlingen van diverse nationaliteiten die thuis geen Frans spraken aan de betrokken faciliteitenscholen, alsook van leerlingen uit Vlaamse gemeenten. Het onwettelijke karakter daarvan heb ik nog niet kunnen verifiëren. Op de al of niet eenmaligheid van de gevoerde procedure had minister Weyts nog niet geantwoord.
Interveniënt Koen Daniëls bood nog kort zijn steun aan de minister, weliswaar op een heel politiek-realistische wijze. De minister zelf bevestigde zijn werkwijze en de realiteit in kwestie nogmaals. Hij had zich laten leiden door 'point n'est besoin d'espérer pour entreprendre'. Mooi toch! Het was weer eens wat anders dan de boter en het geld van de boter…
Vragensteller Laeremans rondde de bespreking omstandig af met het etaleren van zijn kennis van de communautaire geschiedenis van dit land, wat hem via Komen tot een andere, radicalere oplossing van de kwestie bracht. Opnieuw voer voor de leden van die commissie van deskundigen?
Beste lezer, ik heb uitzonderlijk zelf ook nog een slotwoord. De betrokkenheid van de Vlaamse Onderwijsinspectie, weet je nog? Die had namelijk geoordeeld dat de voorgestelde vervangende onderwijsdoelen (dus die van de Franse Gemeenschap) niet gelijkwaardig waren. Maar, zo ging haar redenering voort, dat kón ook niet anders, omdat de opbouw van de zgn. Socles de compétences gewoon gebaseerd was op andere onderwijskundige uitgangspunten. Dat geeft te denken over het wel erg dwingende bloomiaanse format van de Vlaamse eindtermen, toch?
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de resultaten van de onderzoekscommissie naar de eindtermen in de faciliteitenscholen in de Vlaamse Rand van Jan Laeremans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen