De gedachtewisseling zelf dan. De externe sprekers waren: Zuhal Demir (Vlaams minister van Onderwijs, Justitie en Werk), Peter Parmentier (administrateur-generaal, Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen) en Evi Verduyckt (afdelingshoofd, Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen). Selectief en bondig enkele elementen uit de toelichtingen, vragenrondes en antwoordenrondes (duurtijd: toch een goede 3,5 uur):- Door omstandigheden beschik ik bij deze gelegenheid niet over de eigenlijke powerpointpresentatie van Peter Parmentier, maar er was de dag vóór de commissievergadering sowieso al het persbericht van minister Demir, mét als bijlage het verslag van de vergadering van de examencommissie in kwestie van 31 augustus 2025; daarin stond al een groot deel van de feitelijke inhoud van wat vanuit de overheid (minister en AHOVOKS) ingebracht werd tijdens de gedachtewisseling;
- Minister Demir voegde daaraan drie getallen toe als resultaat van het gevoerde onderzoek naar fraude: bij 105 deelnemers waren er onregelmatigheden vastgesteld, 47 daarvan waren ook geslaagd en 25 gunstig gerangschikt; of die 25 inbegrepen waren in die 47 of daarbovenop kwamen, kon ik niet met 100 procent zekerheid opmaken uit de toelichting, maar ik vermoed wel dat de 25 inbegrepen waren in de 47; 105 betekende 1,28 procent op het totale aantal deelnemers aan de drie examens samen, zo zei de minister nog;
- Tijdens het debat richtte Gwendolyn Rutten niet onverwacht haar pijlen meermaals op de bovenvermelde kwestie van 22 mei 2025 (over het toelatingsexamen 2024); maar inderdaad, dat ging toen over de inhoud van het examen (en wel heel specifiek over het deel generieke competenties (GC)), niet over de organisatie van het examen, waarover het nu ging; maar voor Rutten stonden die twee aspecten niet los van elkaar, want voor haar was het examen zelf de oorzaak van het hele probleem (in een context van een huisartsentekort!) en het was nét door de nu veel hogere GC-scores (in vergelijking met 2024, toen dat GC-gedeelte zo discutabel was) dat er nu ongeveer 900 geslaagden waren bovenop de numerus fixus, met alle frustraties van dien bij die geslaagden; Rutten vermoedde zelfs dat in hoe het gelopen was met die GC-toetsitems (na het antwoord van de minister op 22 mei 2025) de ware reden lag van het ontslag van examencommissievoorzitter professor Jan Eggermont, maar dat zullen we natuurlijk nooit weten; in het laatste stuk van de gedachtewisseling kreeg de minister rond die GC-kwestie nog wel even de lachers op haar hand, toen ze meedeelde na het zelf beantwoorden van de GC-toetsitems van 2024: “Ik was gebuisd eh!”;
- Andere parlementsleden richtten wel vooral hun pijlen op de organisatorische kwestie van “hoe kwam het dat er geen examensoftwarebeveiliging was, wie had dat beslist, wanneer, quid met de aanbesteding in kwestie in 2020 en daarna, had niemand daarover ooit vragen gesteld aan het kabinet/de administratie, …?”; en de teneur bij die vragenstellers was dan “de Vlaamse overheid zou er toch in moeten kunnen slagen om zo’n belangrijk examen deftig te organiseren”; kort gezegd, kwam het erop neer dat de huidige organisatievorm de voortzetting was van de beslissing ten tijde van de coronacrisis, dat er m.b.t. zo’n zgn. safe exam browser risico’s waren op “conflictering” met andere software op niet-centraal gecontroleerde computers, dat er toen een afweging gemaakt was (wat inderdaad bij elk risicomanagement moet worden gedaan en 100 procent garantie bestaat niet) tussen verschillende soorten risico’s (waarbij misschien de kostprijs een rol speelde, maar 100 procent duidelijk werd dat niet); het werd op nogal wat politiek ongeloof onthaald door oppositie én coalitiepartners, ook via de verbreding van het perspectief naar de Vlaamse toetsen (op hetzelfde toetsplatform; daarbij was destijds blijkbaar wél kritisch melding gemaakt van de mogelijkheden om andere internetpagina’s te openen tijdens de toets), en Brecht Warnez verwees naar zijn schriftelijke vraag van 14 november 2024, waarbij hij op zijn vraag 7 in de rij een wel heel beperkt antwoord gekregen had (nwvr: mij leek die evaluatievraag toch ook wel heel generiek gesteld te zijn, en niet specifiek bedoeld geweest te zijn voor de organisatievorm zelf van het toelatingsexamen, maar soit);
- Daarbij aansluitend, was er ook de politieke kritiek op de volgens sommigen laattijdige onderzoeksactie van de minister; eerlijk gezegd, had ik zelf heel veel begrip voor de uitleg van de minister; begin juli waren inderdaad enkele gevallen van fraude ontdekt en er was opgetreden, maar niets wees erop dat er toen meer aan de hand was, wat een bijkomend en snel optreden vereiste; de commotie op sociale media en in de pers dateerde van veel later; de onderzoeksactie van de minister van eind augustus werd overigens globaal geapprecieerd in de Onderwijscommissie, zij het dat wat precies onderzocht was niet iedereen in even grote mate bekoorde; hoe dan ook, er was een toch wel ernstig onderzoek gevoerd mét een welbepaald vervolg voor de examencommissie op korte termijn, én er was op deze zelfde dag door de kortgedingrechter beslist om een gerechtsdeskundige aan te stellen: minister Demir toonde zich nu blij met die aanstelling, want op die manier kon nog een extra paar ogen kijken naar het onderzoek (met de drie partners) dat zij had laten uitvoeren; men kon wel vaststellen dat de advocaat van de Vlaamse overheid de dag voordien in de kortgedingprocedure nog uitstel van zo’n aanstelling van een gerechtsdeskundige bepleit had…, maar goed; het verdere juridische verloop moest uiteraard nu ook nog afgewacht worden;
- Nog los van de directe fraudeproblematiek zelf vond ik de tussenkomst van Koen Daniëls over de voorgeschiedenis van het toelatingsexamen wel erg nuttig en nodig, zeker gelet op een bepaald aantal nieuwkomers in deze commissie; over de verandering van een numerus clausus naar een numerus fixus, over de relatie van het vroegere numerusclausussysteem met de moeilijkheidsgraad van het examen, over de federale contingentering van de artsenquota, de Vlaamse ingrepen daarbij de voorbije jaren en de situatie in de Franse Gemeenschap; het meer principiële debat over de zin en onzin van een toelatingsexamen viel uiteraard buiten het bestek van deze gedachtewisseling, — buiten aanpassingen aan inhoud en organisatievorm van het examen denk ik ook niet dat men snel zou gaan beslissen tot bijvoorbeeld de afschaffing ervan; de aandacht voor nog andere toetsen die de Vlaamse overheid organiseert, kwam wel even aan bod (cf. supra), maar ook dat was voer voor later en elders;
- Eén parlementslid, Kim Buyst, vroeg expliciet een extra hoorzitting: met Televic (de leverancier van het toetsplatform), eventueel ook met de examencommissie; of die vraag aan bod kwam nadien bij de regeling der werkzaamheden en zo ja, wat daarvan dan het resultaat was, zullen we pas later horen;
- Voor de LinkedIn- en Nieuwsblad-abonnees voeg ik hier nog een pleidooi van professor Tinne De Laet van de KU Leuven toe;
- Mijn conclusie: er waren zaken misgelopen bij de organisatie, dat werd erkend door de minister, maar er was intussen ernstige actie ondernomen om het in de toekomst beter te doen; dát leek mij het belangrijkste, en alleszins veel belangrijker dan het “waarom werd die actie al niet begin juli ondernomen?”.