Kleuteronderwijs was erg belangrijk, zeker ook voor de verdere schoolcarrière. Inderdaad, een waarheid als een koe. Daarmee leidde Koen Daniëls zijn vraag om uitleg in over het inzetten van kinderverzorgsters in het onderwijs. Hij ging concreet in op een studie van het centrum voor de Vernieuwing in de Basisvoorziening voor Jonge Kinderen (VBJK), met daarin zes ankerpunten voor het efficiënter inzetten van kinderverzorgsters (N.B. In het Regeerakkoord waren extra kinderverzorgsters beloofd.). De zaak bleek te passen in een ruimer Erasmus+-project dat door VBJK gecoördineerd werd. Zoals bij Daniëls’ vraag om uitleg op 23 januari 2020 wees hij nu opnieuw op het kwalificatieprobleem bij de tewerkstelling van kinderverzorgsters in het onderwijs. Zag de minister mogelijkheden om de zes ankerpunten in kwestie te integreren in het beleid, wat was de stand van zaken m.b.t. de beloofde extra kinderverzorgsters en was er intussen meer nieuws over het gestelde kwalificatieprobleem?
Ook Jan Laeremans had een even uitgebreide introductie van zijn vragen, ondanks zijn aankondiging dat hij zijn oorspronkelijke versie wat zou inkorten. Hij voegde nog wat specifieke elementen toe over o.a. zindelijkheid van kleuters, over enkele aandachtspunten uit de VBJK-studie en over de Onderwijsspiegel, maar grosso modo kwamen Laeremans’ vragen op hetzelfde neer. Over de 71 miljoen euro extra werkingsmiddelen voor het kleuteronderwijs om die gelijk te trekken met het lager onderwijs toonde Laeremans zich wel kritischer door op de niet-kleuring ervan te wijzen en de vraag over het kwalificatieprobleem was alleen voor rekening van Daniëls.
Minister Weyts situeerde het thema in de context van de zgn. educare: zorgzaam leren en leerrijk zorgen. Terwijl heel wat van de bedoelde voorstellen gesitueerd waren op het niveau van de schoolbesturen en de pedagogisch-didactische vrijheid van scholen, waren er ook enkele ankerpunten waarop de overheid iets kon doen. Dat bracht de minister bij de belangrijke rol (cf. beleidsvoerend vermogen) van de schoolleider in dit verhaal en bijgevolg ook bij de verschillende projectoproepen die al eerder aan bod gekomen waren, zoals dat van meelooptrajecten voor aspirant-directeurs, en het voornemen om met de onderwijspartners een competentieprofiel van directeur op te stellen. Idem voor de vraag naar doorstroomkansen voor kinderverzorgsters naar een educatieve bachelor kleuteronderwijs (cf. het bij een eerdere vraag van deze vergadering vermelde project ter versterking van de lerarenopleiding). Een mens zou door zulke veelvuldige herhalingen de tel of de draad kwijtraken, maar ja, de snel opeenvolgende, samenhangende vragen van de parlementsleden verplichtten de minister eigenlijk tot zulke herhalingen … Naast die recentere maatregelen bleef ook nog het al iets oudere Kleine kinderen, grote kansen relevant in dit verband. Nog meer herhaling dus. Voor het gevraagde kwalificatieprobleem (Daniëls) kon de minister alleen melden dat enkele nieuwe diploma’s opgenomen waren op de website bekwaamheidsbewijzen, maar nog geen andere studiebewijzen, waarop Daniëls net gewezen had. Tot slot herhaalde minister Weyts, in detail, de diverse, in dezen relevante financiële middelen waarin voorzien was in 2020 en 2021. Nog eens herhaling dus.
Ik ga dan ook zelf beknopt proberen te zijn over het laatste deel van deze bespreking, hoewel die nog heel wat tijd in beslag nam. Daniëls wilde een preciezer beeld van wie aangeworven was met de vele nieuwe middelen. Laeremans sloot zich daarbij aan en wilde een voltijdse kinderverzorgster in elke kleuterschool. Interveniënt Loes Vandromme wees op een gewenste afstemming tussen de diverse tewerkstellingsstatuten in Onderwijs en Werk en op professionalisering van de kinderbegeleiders in de transitie tussen de voorschoolse opvang en de zorg binnen het kleuteronderwijs.
Tot slot stelde de minister dat hij de door Daniëls en Vandromme bedoelde piste over Syntra- en VDAB-studiebewijzen genegen was. Over de aanwending van de bovenvermelde 71 miljoen euro zei hij dat die middelen soms doorgeschoven werden naar het lager onderwijs, wat niet de bedoeling was. En er waren nóg middelen beschikbaar (o.a. ook voor de volgende onderwijscao), maar die waren nog voorwerp van gesprek en sommige van de hier gedane suggesties lagen daar ook op de tafel. Vragensteller Daniëls haalde nog even zijn financieel en pedagogisch mantra boven, waarna vragensteller Laeremans helemaal afsloot met zijn beoogde oormerking van de middelen in kwestie en met zijn stelling dat kinderverzorgsters geen kleuteronderwijzer(e)s(sen) konden vervangen, zoals in zijn regio noodgedwongen wel gebeurde.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de inzet van kinderverzorgers in het onderwijs van Koen Daniëls en over het optimaliseren van de inzet van kinderverzorgers in het kleuteronderwijs van Jan Laeremans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen