Loes Vandrommes schriftelijke vraag aan minister Weyts, waarop ze deze vraag om uitleg gebaseerd had, was weliswaar nog niet gepubliceerd op de website van het Vlaams Parlement, maar ze beschikte al wel zelf over het antwoord: ieder jaar werden steeds meer onderwijspersoneelsleden met een beperking tewerkgesteld, zij het dat het om kleine absolute aantallen ging en vooral in een omkaderingsfunctie zoals administratief medewerker of conciërge. Andere referentieteksten waren het advies over diversiteit binnen onderwijs van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het Regeerakkoord. Hoe stond het met het beleid van minister Weyts ter zake?
Conform de ambitie in het Regeerakkoord streefde de minister naar een lerarenkorps dat zoveel mogelijk een weerspiegeling was van de samenleving, maar zijn sturingsmarge als minister daarbij was beperkt. Inderdaad. Schoolbesturen waren autonoom, maar er bestonden wel specifieke incentives voor de aanwerving van personen met een arbeidsbeperking. Het lerarentekort noopte wellicht de scholen om hun aanwervingsblik sowieso te verruimen, maar Konekt, dat vragensteller Vandromme in haar vragen vermeld had, ging niet over geschoolde leraren. Wat de vraag over monitoring van diversiteit in ruimere zin bij het onderwijspersoneel betrof, i.e. een vraag in het vermelde SERV-advies, meldde minister Weyts enkele cijfers over het aantal leraren van buitenlandse herkomst.
Vragensteller Vandromme keek naar diversiteit niet alleen als een kwestie van afspiegeling van de maatschappij, maar ook in de zin van leraren als diverse rolmodellen. Waren, in het kader van het lerarentekort, de bestaande tegemoetkomingen om mensen in het onderwijs aan te werven wel voldoende gekend? Vandromme vond het opvallend dat er geen organisatie bestond die specifiek bezig was met meer tewerkstelling van personen met een functiebeperking in het onderwijs en verbond haar uitspraak meteen met de aanstelling van een onderwijsambassadeur uit het Regeerakkoord.
Interveniënt Koen Daniëls raakte een delicaat maar terecht punt aan, waarover hier nu blijkbaar geen discussie was maar waarvan ik haast zeker weet dat die in de ruimere samenleving soms wél bestaat: namelijk de vraag in welke mate en met welke functiebeperkingen men een leraar effectief een leraar kon laten zijn. Interveniënt Johan Danen vroeg of er ook meer studenten met een niet-EU-achtergrond in de lerarenopleidingen waren, legde het verband met de hoorzitting die ochtend over de CD&V-conceptnota i.v.m. langdurig zieken en hun re-integratie en riep de schoolbesturen op om hun aanwervingsbeleid breder open te trekken. Interveniënt Jo Brouns ten slotte herhaalde de basiselementen van afspiegeling en lerarentekort, en vroeg opnieuw naar de kwestie van de onderwijsambassadeur en het lopende werk met een communicatiebureau op dat stuk.
Voor dat laatste verwees de minister naar de commissievergadering van 27 mei 2021: dat klopte wel, maar hij had die communicatiekwestie toen toch maar héél kort aangeraakt. Hij wilde de scholen aanmoedigen om hun aanwervingsaandacht vooral te richten op ondervertegenwoordigde groepen (in ruime zin), want daar was de grootste winst te boeken. Theoretisch leek mij dat juist te zijn, maar waren er wel veel leraren (met een lerarendiploma) in die groepen? De minister zou een werkgroep oprichten rond “re-integratie” (sic), waar ook personen met een beperking in meegenomen zouden worden. Ik vond de term “re-integratie” daar wel wat vreemd gebruikt … tenzij de minister misschien de associatie met de hoorzitting van die ochtend bedoelde. De zaken zijn niet altijd even duidelijk, maar dat terzijde. Het slotwoord van vragensteller Vandromme leek mij niet echt een slotwoord, maar tegen de inhoud ervan kon je bezwaarlijk zijn.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over diversiteit in het onderwijs van Loes Vandromme” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen