3 februari 2022 – Opvolgingsbespreking van het rapport van het Rekenhof over de studievoortgang en studiebegeleiding in het hoger onderwijs: een kort commentaar

Deze bespreking van een alweer interessant rapport van het Rekenhof vond ook deze keer (zoals op 4 maart 2021) plaats in aanwezigheid van minister Weyts, die naast zijn schriftelijke reactie in het rapport, ook zelf meteen mondeling reageerde. De sprekers van dienst waren: Annelies Baeck (adjunct-auditeur Rekenhof), Katrien Candaele (eerste auditeur Rekenhof) en Ben Weyts (viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand). De tekst van het rapport vind je op de website van het Vlaams Parlement.

De dames Baeck en Candaele lichtten eerst het rapport omstandig toe aan de hand van een powerpointpresentatie. Ze hadden hun verhaal verdeeld in twee stukken: de studievoortgangsmaatregelen en de studiebegeleiding. De samenvatting van het rapport op p.13-15 geeft een goed beeld van de essentie ter zake en het belang ervan. Traditiegetrouw slaagden de twee sprekers er nadien ook weer in om adequaat op de vele vragen van de onderwijscommissarissen te antwoorden.

Niettegenstaande het over een totaal ander thema ging dan bij de vorige gelegenheid (4 maart 2021), kwamen een aantal typische kenmerken van dit soort besprekingen weer terug. Eén. Minister Weyts maakte dankbaar gebruik van een hangend voorontwerp van decreet over de kwestie (eerste principiële goedkeuring door de Vlaamse regering op 17 december 2021; het advies van de Vlor is gepland op 15 februari 2022) om aan te tonen dat er daarmee aan allerlei aanbevelingen van het Rekenhof tegemoet zou worden gekomen. Het zgn. dashboard dat de overheid aan elke hogeronderwijsinstelling ter beschikking stelde om effecten van hun studievoortgangsmaatregelen op te volgen, was ook een positieve actie in dit verband. Het instrument zou later nog ruimere mogelijkheden bieden (om de studievoortgang van studenten na het verlaten van de eigen onderwijsinstelling verder op te volgen). Enigszins opvallend was wel dat, naast dit onderzoek van het Rekenhof op eigen initiatief, de overheid ook zelf (met het oog op dat hangende decretale werk) een parallelle oefening door een werkgroep had laten doen, weliswaar zonder de invalshoek van de studiebegeleiding, die het Rekenhof wél betrokken had in zijn onderzoek. Het zij zo.

Twee. Zoals zo vaak (altijd?) in onderwijsbeleidsdossiers, ging het ook hier over de mate van autonomie van de hogeronderwijsinstellingen enerzijds en de mate van overheidsingrijpen (met het oog op meer uniformisering over de instellingen heen) anderzijds. Minister Weyts liet alvast weten dat het toekomstige decreet in kwestie een beetje meer uniformiteit (dan nu) zou impliceren (maar cf. ook infra). Hij hield algemeen nog wel een slag om de arm, zoals hij dat vaak noemt (of nog, iets ‘geleerder’: met een caveat), gelet op de nog maar voorlopige positie van de decretale tekst in het legistieke circuit. Er kon nog altijd een en ander bijgestuurd worden.

Drie. De interveniërende onderwijscommissarissen (Koen Daniëls, Kristof Slagmulder, Brecht Warnez, Hannelore Goeman en Johan Danen) hadden, eveneens traditiegetrouw, vragen ter verduidelijking, maar vooral ook weer vragen over wat niet onderzocht was door het Rekenhof. Soms bleken die laatste dan eigenlijk veeleer suggesties voor nieuw onderzoek.

Vier. Het Rekenhof bleef ook nu zich, niet onverwacht, goed bewust van zijn rol, i.c. die van onderzoeker, dus niet van beslisser, wat enkele keren in de antwoorden van de twee sprekers van het Rekenhof te horen viel als “wij nemen geen standpunt in, dat is een beleidskeuze” (lees: van de politiek dus). Dat betekende overigens niet dat diverse uitspraken van het Rekenhof niet gekleurd zouden zijn door een bepaalde rationale, met name: van efficiëntie, van transparante communicatie naar studenten, van meer proactief optreden door de hogeronderwijsinstellingen enz. Naast de rijkdom van de vele cijfergegevens m.b.t. de studievoortgangsmaatregelen in het rapport, vond ik zelf de kwestie van de rol van de instellingen versus die van de student zelf een van de interessantse zaken uit het hele verhaal, wat ook in de vragen van enkele politici aan bod kwam: dat wel enige eigen actie van studenten verwacht wordt, zou niet onlogisch kunnen behoren tot de eigen “pedagogische” visie van een hogeronderwijsinstelling.

Ten slotte vond ook een recente, kritische opiniebijdrage in De Standaard (voor abonnees) van algemeen directeur van Odisee Hogeschool (en voorzitter van de Algemene Raad van de Vlor) Ann Verreth over snelle heroriëntering en over de te beperkte middelen in dat verband zijn weg naar deze commissievergadering. Terecht! Haar retorische vraag, helemaal aan het eind van haar stuk, paste naadloos in wat ik hierboven (opnieuw, want inderdaad, verre van de eerste keer) schreef over “autonomie versus (decretaal) overheidsingrijpen”: “Zou vroege heroriëntering geen grotere bijdrage kunnen leveren aan het studiesucces in het hoger onderwijs dan een decreet dat weer veel extra regels en lasten dreigt op te leggen aan de hogeronderwijsinstellingen?”…

Voor de lezer die geïnteresseerd is in het beeldmateriaal: je kunt, zoals steeds, de video van de integrale commissievergadering bekijken.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio