28 april 2022 – Tuchtmaatregelen in basis- en secundair onderwijs

Deze vragen om uitleg van Loes Vandromme en Hannelore Goeman hadden te maken met eerdere mediacommunicatie op 15 april 2022 (Bruzz en Het Nieuwsblad), die zelf terugging op schriftelijke vragen van Vandromme: over het probleem in basisonderwijs en secundair onderwijs. Voor de regelgeving ter zake waren deze omzendbrieven relevant: 7 maart 2012 en 15 mei 2014, zoals nadien ook gewijzigd. Vragensteller Vandromme gaf gedetailleerd heel wat cijfers over preventieve schorsingen en tijdelijke of definitieve uitsluitingen in basisonderwijs en secundair onderwijs. Daarin zaten enkele duidelijke stijgingen. Er moest nog meer ingezet worden op een verbindend leef- en leerklimaat in de scholen: zorgen voor een vaste structuur, regels die voor iedereen duidelijk waren en een warme omgeving creëren waar leerlingen en leraren zich goed in voelden. In Van Drommes vragen kwam opnieuw expliciet het toekomstige decreet Leersteun (cf. fasen 0 en 1 van het zorgcontinuüm) aan bod, alsook het belang van ouderbetrokkenheid en de uitbreiding van zgn. naadloze flexibele trajecten (NAFT’s). Vragensteller Goeman had soortgelijke vragen en ging daarbij specifiek in op de situatie in het Brusselse secundair onderwijs en op de precieze opvolging van een leerling bij een preventieve schorsing en uitsluiting.

Minister Weyts herhaalde een beleid inzake leerlingenbegeleiding als een erkenningsvoorwaarde voor scholen en uiteraard ook de intussen heel bekende 3,5 miljoen euro voor de pedagogische begeleidingsdiensten, wat de fasen 0 en 1 van het zorgcontinuüm betrof. Plus inderdaad het toekomstige decreet Leersteun. Daarnaast weidde de minister uit over een verbindend schoolklimaat als preventie-instrument in het kader van dat schoolbeleid rond leerlingenbegeleiding, mét ook de leerlingen en hun ouders als betrokken actoren. Vervolgens ging hij uitgebreid in op de mogelijkheden van een sanctiebeleid op school, plaatste een paar nuancerende opmerkingen bij de vermelde cijfers, incl. de invloed van corona, en gaf nog wat bijkomend cijfermateriaal, zoals gevraagd door vragensteller Goeman.

Vragensteller Vandromme was (terecht) vooral bezorgd om de cijfers in het lager onderwijs. Ze wilde blijven monitoren en onderzoeken hoe de motivatie van jongeren in beeld kon worden gebracht en hoe daaraan gewerkt kon worden, alsook wat de ouderbetrokkenheid en brugfiguren betrof. Vragensteller Goeman bleef vooral zitten met de vraag waarom leerlingen toch steeds vaker, zowel tijdelijk als definitief, werden geschorst. Inderdaad, een cruciale, maar niet zo makkelijke vraag, vermoedde ik. Goeman vroeg naar onderzoek ter zake. Ook het hoge cijfer van leerlingen die geen nieuwe school vonden na een uitsluiting, choqueerde haar.

Interveniënt Koen Daniëls beaamde een en ander, maar voegde, heel terecht, ook de andere kant van het verhaal toe: namelijk, over de slachtoffers (leerlingen of leraren) van het problematische gedrag van leerlingen. Interveniënt Johan Danen kwam ook bij dit thema met zijn vraag naar objectivering van de redenen van schorsingen en uitsluitingen (onderzoek dus). Hij wilde ook scholen ondersteunen om bepaald probleemgedrag sneller te detecteren en om gepaste, minder drastische maatregelen te treffen. Interveniënt Jan Laeremans ten slotte vroeg of, wanneer leerlingen definitief werden uitgesloten uit het Franstalige onderwijs in Brussel, die zich kwamen aanmelden in een school in de Vlaamse Rand, dan dezelfde weigeringsvoorwaarden golden als voor leerlingen die uit een Nederlandstalige Brusselse school kwamen.

Dat laatste wist minister Weyts niet, maar overstappen van het Franstalige (secundair) onderwijs naar het Nederlandstalige was sowieso geen vanzelfsprekendheid. Hij ging in op de CLB-begeleiding voor leerlingen bij een preventieve schorsing of tijdelijke uitsluiting. De weloverwogen beslissingen van scholen verdienden vertrouwen. De onderzoeksagenda van het Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek (OBPWO) bevatte ook een thematiek van spijbel- en risicogedrag. Samen met Welzijn bekeek de minister hoe NAFT’s nog beter afgestemd konden worden op de noden van leerlingen en scholen.

Tot slot herhaalde vragensteller Vandromme het recht op onderwijs van elk kind en jongere en wees opnieuw op het belang van brugfiguren, waarop de minister niet ingegaan was. Vragensteller Goeman herhaalde van haar kant dat goed beleid gebaseerd moest zijn op goed onderzoek en betreurde dat de minister niet verder geantwoord had op het probleem van heel wat uitgesloten leerlingen die geen nieuwe school vonden. Maar ze zou er later op terugkomen.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio