Alsof nog niet genoeg vragen om uitleg geagendeerd stonden op deze (tweede) commissievergadering, kwam er te elfder ure nog een interpellatie van Roosmarijn Beckers bovenop. Die laatste voegde overigens ook nog een interpellatie toe aan de al substantiële rij vragenstellers over het zgn. Digiplan. Finaal was het goede nieuws toch dat, in tegenstelling tot wat men kon verwachten mede op basis van nogal wat eerdere vergaderingen, alle sprekers de nodige discipline aan de dag legden waardoor álle vragen en interpellaties netjes afgewerkt geraakten en dus niets uitgesteld moest worden naar later. Oef!
Timinggewijs begonnen de parlementaire activiteiten echter alvast niet bijster goed: liefst 1 uur en 15 minuten nam het eerste thema in beslag. En zulks eigenlijk alleen om een al of niet effectief meningsverschil binnen de Vlaamse regering aan te kaarten, vooral tussen N-VA en Vooruit, over de precieze doelgroep(en) van de zgn. taalheldklassen uit de zgn. conceptnota ‘Ieder kind taalheld’. Op 9 juli 2025 hadden we in de plenaire vergadering al een eerste bespreking gezien van de toen net gepubliceerde conceptnota.
Eerlijk gezegd, na de omstandige spreektijd nu was het mij niet echt duidelijk of minister Zuhal Demir enerzijds en interveniënten Hannelore Goeman en Loes Vandromme anderzijds, — de twee vertegenwoordigers dus van de twee kleinere coalitiepartners —, wezenlijk iets anders gezegd hadden over die doelgroepen. Hoe dan ook, oppositielid Roosmarijn Beckers bleef het hele verhaal van het Plan Nederlands te weinig en te laat vinden. Ik kon zelf niet nalaten daarbij, uiteraard in stilte, me af te vragen wat Beckers’ partij precies zelf zou doen, mocht ze deel uitmaken van de Vlaamse regering…
Wél duidelijk was dat de twee coalitiepartners van de minister beiden pleitten tégen een “apart circuit voor taalzwakke kinderen”. Maar, — en dat had dat andere oppositielid, Kim Buyst, alweer goed opgemerkt —, de taalheldklassen waren toch wél zo’n soort apart circuit, zij het zo kort mogelijk en maximaal gedurende twee jaar, zoals minister Demir zei. Ik vermoedde dat net daarin de knoop van de historie zat: de drie regeringspartners waren het erover eens dat wie echt nog geen Nederlands kent tijdelijk naar zo’n taalheldklas zou gaan, maar tegelijk zo snel mogelijk bij de gewone klas zou aansluiten, zodra haar/zijn kennis van het Nederlands zulks zou mogelijk maken.
Iets anders was nog de remediëringsmogelijkheid van de extra(-curriculaire) 3 uur Nederlands voor wie al wel heel wat Nederlands kent, maar bijvoorbeeld nog wat grammaticale kennis mist (welk talig gemis daarnaast zoal nóg was mij niet duidelijk). Ik vond dat interpellant Beckers daar toch een zeker punt had: zou dat onderscheid in de praktijk altijd zo duidelijk zijn? De beslissing lag bij de klassenraad, wat een goede zaak is, lijkt mij, maar interpellant Beckers bleek daarin toch een stuk minder vertrouwen te hebben, met een verwijzing naar een zgn. meertalig paradigma waarin de huidige leraren opgeleid zouden zijn. Dat laatste leek mij dan weer op zijn minst een nogal overdreven voorstelling van zaken van de échte onderwijspraktijk te zijn.
Conclusie: de bespreking maakte opnieuw duidelijk dat er nu wel een plan voorligt, maar ook dat dit geen eenvoudige zaak is en dat de concrete uitvoering ervan nog wel wat voeten in de aarde zal hebben. Dus: aan de slag nu en de zaken goed monitoren. On verra.
Lees de bespreking van de “Interpellatie over de onenigheid binnen de Vlaamse regering rond de doelgroep en werking van de 'taalheldklassen' van Roosmarijn Beckers” aan minister Zuhal Demir.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen