Een van de terechte stokpaardjes van commissievoorzitter Karolien Grosemans was de planlast bij leraren en zij vond het daarvoor, na de commissievergadering van 5 oktober 2020, nu opnieuw tijd. De treinmetafoor in de voorafgaande vraag van Loes Vandromme zou hier overigens nog vrolijk voortbollen. Planlast dus en de Onderwijsinspectie én … jawel, haar viersporenmodel, met planlastcalculator en planlastradar. Een waslijst vragen volgde: hoever stond het met die planlastplannen; zou de planlastberekening die de inspectie ging uitvoeren een impact hebben op het uiteindelijke doorlichtingsadvies van scholen; hoe zou vermeden worden dat scholen de planlastinspectie niet zouden ervaren als bijkomende verantwoordingsdruk; had de minister al iets ondernomen tegen de juridisering als gevolg van de overheidsregelgeving en idem voor de planlastreflex van zijn eigen administratie?
Wat het eerste spoor betrof, de ontwikkeling van een referentiekader ‘Alert voor planlast’, was na focusgesprekken met allerlei actoren een eerste mijlpaal, in de termen van de treinmetafoor, de eerste halte bereikt. Twee. De planlastcalculator zou de minister graag dit najaar lanceren. Drie. De planlastradar zou er moeten zijn tegen de start van het nieuwe schooljaar. De vaststellingen van de inspectie zouden overigens geen impact hebben op het advies bij doorlichtingen. Inzake de planlastreflex van de eigen administratie bewogen er vele zaken, die mij alvast hoopvol leken, maar toch afwachten, dacht ik bij mezelf. Het spoor van de juridisering ten slotte, dat verband hield met leerlingenevaluatie en attestering, zou aangepakt worden met een evaluatie van de regelgeving op dat vlak.
Vragensteller Grosemans apprecieerde dat antwoord heel erg, maar wat ik zelf aan haar invalshoek vooral apprecieerde, was het feit dat ze, voordat ze op 26 mei 2019 verkozen werd tot Vlaams Parlementslid een behoorlijk aantal jaren lerares geweest was. Dat helpt geen klein beetje in het onderwijsbeleid, zeker bij dit type onderwijsthema. Haar redenering ging voort: van planlast naar schoolleiders. Hoe konden die nog versterkt worden in hun strijd tegen planlast en zouden de zgn. relancemiddelen daarbij dienstig kunnen zijn?
Drie interveniënten voelden zich geroepen. Johan Danen suggereerde vooral om het Rekenhof de opdracht te geven om te bekijken hoe het nu zat met de planlast in het onderwijs. Loes Vandromme polste naar het cocreatieve traject van de Onderwijsinspectie om planlast beter in kaart te brengen en na te gaan wat de drijvers van planlast waren met het oog op een soort zelfevaluatie-instrument. Jo Brouns ten slotte betrok, na vragensteller Grosemans al vóór hem, ook een van zijn stokpaardjes bij het voorliggende thema: de Digisprong, digitalisering dus, en het geplande kennis & adviescentrum waarvoor hij een opdracht in dezen weggelegd zag.
Minister Weyts wist dat het Vlaams Parlement zelf, niet hij, opdrachten kon geven aan het Rekenhof. Hij keek ook opnieuw in eigen hart, wat planlast betrof, ook inzake bijvoorbeeld het bewaren van allerlei leerlingeninformatie. Het vermelde kenniscentrum kon daarbij volgens de minister een rol spelen. Voor eventueel nodige beleidsaanpassingen of regelgeving ter zake zou de minister in vragensteller Grosemans en haar fractie zeker een partner vinden. En om de treinmetafoor voort te zetten, besloot ze met: op naar de volgende halte.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het viersporenmodel van de onderwijsinspectie in de strijd tegen planlast van Karolien Grosemans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen