22 februari 2024 – Snellere salarisstijging voor leraren in Brussel

Interessante kwestie, dit hier. Niet zozeer omdat ze rechtstreeks over mijn werkgever ging, maar omdat de achtergrond ervan politiek interessant was. Ons Brusselse verkiezingsmemorandum was op 1 februari 2024, daags na ons Vlaamse, gepresenteerd in de zgn. Track aan het Noordstation van Brussel, inclusief heel wat politiek debat, waar ook ik toen even gaan luisteren was. Karolien Grosemans’ oog was gevallen op één bepaalde maatregel uit dat memorandum en was gaan grasduinen in een bepaald SONO-onderzoek dat in dezen relevant was. Wegens de kern van het debat (cf. infra) heb ik na de commissievergadering niet grasgeduind, maar begrijpend gelezen. Je weet wel, beste lezer, die complexe competentie die dezer dagen in onderwijsland regelmatig voor het voetlicht gehaald wordt.

Dit was mijn conclusie van mijn lectuur, met enkele overwegingen:

  • vragensteller Grosemans stelde dat de argumentatie over de bedoelde verloningskwestie in het rapport van de Commissie van Wijzen (CvW, p.138; én gebruikt in onze berichtgeving over ons Brusselse verkiezingsmemorandum) niet klopte met wat er in het SONO-onderzoek stond, waarop de CvW net voor dat punt een beroep gedaan had (dat SONO-onderzoek zou namelijk net het omgekeerde zeggen, maar Grosemans vermeldde daarbij alleen p.61-62);
  • dat SONO-rapport bleek echter nog wel iets anders te bevatten, waarover Grosemans zedig zweeg (p.22-23=internationaal onderzoek rond verloning, dat veel genuanceerder is; en ook cf. p.59), en dat spoort wél met de trouwens voorzichtige formulering van zowel het rapport van de CvW als van ons persbericht over het Brusselse memorandum (mijn cursiveringen):

“Voor de tweede financiële incentive liggen de zaken anders. Zoals reeds besproken stelt het lerarentekort zich niet in alle scholen in gelijke mate, maar hebben scholen met veel kansarme leerlingen of in een achtergestelde omgeving er relatief meer last van. Zoals Figuur 5 in dit rapport illustreert, is er ook sprake van een sterke scheeftrekking in de allocatie van ervaren leraren. In die omstandigheden kan een gerichte financiële incentive naar scholen met bepaalde schoolkenmerken wel degelijk een doelmatige maatregel zijn. Onderzoek toont aan dat dergelijke incentives niet alleen positief kunnen zijn voor het aantrekken en vasthouden van leraren, maar ook een positief effect kunnen sorteren op de kwaliteit van onderwijs in scholen met veel kansarmoede.”

“Lesgeven in een school met een grootstedelijke context is altijd pittig en vaak zoeken. De expertise waarover ervaren leerkrachten beschikken is een ongelooflijke tool om startende leerkrachten verder op weg te helpen. Door een financiële incentive hopen we hen in Brussel aan de slag te houden, waardoor ze hun kennis kunnen blijven doorgeven”, zegt Sabine Verheyden, directeur van het Lutgardiscollege in Oudergem. “Dat gecombineerd met begeleiding van onze zijinstromers en bijkomende ondersteuning in de klas, maakt dat we Brussels onderwijs ook aantrekkelijk kunnen maken en houden.”

  • maar nog veel belangrijker natuurlijk is dat onze verloningsmaatregel inderdaad eentje is uit een hele reeks maatregelen (schoolleiders, hr-beleid, enz. …): vragensteller Grosemans vond het vreemd “wat hier gebeurt”; wel, ik vond het (meer dan vreemd) dat hier één maatregel eruit gepikt werd, die dan bovendien nog eens verkeerd voorgesteld werd en volledige radiostilte bewaard werd over de rest van onze memoranda; nergens hebben wij beweerd dat dit dé maatregel zou zijn om het Brusselse lerarentekort op te lossen, maar alle beetjes kunnen helpen, overigens nét zoals de partij van vragensteller Grosemans zelf (overigens terecht, wat mij betreft) betoogt in dossiers als, -- ik noem maar wat --, flexi-jobs en de Robinpas…;
  • helemaal te gek werd het, toen minister Weyts als volgt redeneerde: met zulke verloningsmaatregelen ga je net het ‘stigma’ (dat op zulke scholen en hun werkomstandigheden kleeft) nog vergroten, want als je er extra voor betaald moet worden, dan moet het wel heel erg zijn, conclusie: je gaat daardoor nog minder personeel aantrekken; hij voegde daar zelf ook nog het risico op een waterbedeffect van zo’n maatregel aan toe in de ruimere omgeving van Brussel (waarmee hij dan weer, weliswaar hypothetisch, toegaf dat zo’n maatregel net bepaalde mensen wél naar Brussel zou kunnen aantrekken, en dan was zijn regio de dupe en dus out of the question, tja…); op 22 december 2022 had de minister met zo’n waterbedeffect trouwens veel minder problemen in zijn zoektocht naar kinderverzorgers voor het kleuteronderwijs (versus Welzijn), tja…;
  • mijn conclusie: soyons sérieux, zoals een vroegere onderwijsminister, die toch wel wat stenen in menige onderwijsrivier verlegd heeft, placht te zeggen. P.S. Ook benieuwd wat de voorzitter en de vicevoorzitter van de Commissie van Wijzen hiervan vinden.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio