We hadden in de commissievergadering van 24 maart 2022 al enigszins verwant nieuws gehoord, maar nu ging het nog veel meer over werkelijk belangrijke, basale, cognitieve vaardigheden die men redelijkerwijs zou mogen verwachten, ook van bso-leerlingen. Ik had er zelf een kleine discussie over met Pedro Debruyckere, omdat mijn krant door een onzorgvuldige formulering van een concrete toetsopgave uit de bewuste PAV-peiling mij enigszins op het verkeerde been gezet had. Maar uit de originele toetsopgave, die ik van Pedro kreeg, waarvoor nogmaals veel dank, bleek dat die wel degelijk ondubbelzinnig was en dat er dus geen excuses voor waren om zo’n basale rekentaak (uitrekenen hoeveel 5 procent was van de som van 3 kastickets van aankopen in een winkel) niet aan te kunnen. Kort samengevat, die peilingsresultaten waren slecht (én nog gedaald t.o.v. een eerdere peiling in 2013, maar nu wél met een (niet te berekenen) corona-impact) en de drie vragenstellers vroegen dan ook welke maatregelen minister Weyts daaraan zou koppelen. Ik maak die samengebalde samenvatting hier nog iets bewuster dan anders, want wens niet mee te gaan in de vraagpraktijk van de derde vragensteller, Jan Laeremans. Hoe interessant zijn schriftelijk ingediende vraag inhoudelijk ook was, ik dacht niet (en schrijf dit niet voor het eerst) dat het voor een parlementaire vraag om uitleg de bedoeling was om een ware nota (2,5 p. A4-formaat) in te dienen, die eigenlijk de bron zou kunnen zijn voor een ware gedachtewisseling met de minister. Gelukkig kortte vragensteller Laeremans zijn zaak mondeling toch al enigszins in ter zitting. Overigens zaten we met deze vragen voor de zoveelste keer deze legislatuur weer midden in het grote debat over onderwijskwaliteit (met alles erop en eraan, ook de zgn. praktijkcommissie eindtermen, waarvan dezer dagen weer wat nieuws verwacht zou worden: minister Weyts sprak later van de agendering van een tussentijdse rapportage (29 april?) op de Vlaamse regering, incl. enkele vragen over de uitbreiding van de opdracht van die commissie…) en lerarentekort/lerarenloopbaan, weet je nog, beste lezer? En dus zal ik ook dit commentaar bij een erg omstandige bespreking al bij al beknopt proberen te houden. Op maandag 25 april, wanneer ik deze regels typte, was om 13.19 u. overigens een deel van de parlementaire notulen nog niet ingevuld. Kon je nagaan… Ik voelde mee met de parlementaire ambtenaren in kwestie…
Minister Weyts deed een aantal beschouwingen over diverse deelaspecten van de zaak: een gelijktijdige bevraging over het afstandsonderwijs tijdens corona, wijzigingen in de samenstelling van het bedoelde leerlingenpubliek, invulling van het ‘vak’ PAV. Het was nu zaak dat scholen en pedagogische begeleidingsdiensten aan de slag zouden gaan met de resultaten van de peiling. En meteen zaten we natuurlijk ook opnieuw in het verhaal van de modernisering secundair onderwijs én eindtermen én studiekeuzethematiek. Mét allerlei al genomen of nog te nemen maatregelen. Allemaal gekende informatie eigenlijk. Denk ook aan zaken als InnoVET (cf. Vlaamse regering, 22 april 2022, Plan Vlaamse Veerkracht: Oproepen InnoVET XR 2022-2024 in uitvoering van het XR-actieplan (extended reality)). En uiteraard ook diverse initiatieven rond taalvaardigheid plus projecten in lerarenopleidingen, andere lopende onderzoeksprojecten en prioritaire nascholing. En de Vlaamse toetsen, uiteraard! We hadden het inderdaad allemaal grotendeels al eens gehoord.
Die toegegeven belangrijke “geïntegreerde werking” tussen algemene vakken en praktijkvakken bij het betrokken leerlingenpubliek, waarop vragensteller Meuleman inzoomde, was in de echte praktijk misschien toch een tikkeltje ingewikkelder, leek mij. Vanuit een parlementaire zetel of een ander beleidsgremium of vanop een academische stoel (N.B. zulke bronnen kwamen ook ter sprake) is zoiets allemaal makkelijk en snel gezegd… De repliek over de ‘integratie’ in PAV van Koen Daniëls vond ik dan op zich veel boeiender want zijn punt bevatte zeker heel wat waarheid (N.B. wel of geen integratie van ‘aparte’ vakken in een of andere vorm: het blijft wel een complexe én genuanceerde aangelegenheid, denk ik). Idem voor aan leerlingen aangepaste contextualisering van bijvoorbeeld rekentaken (maar gelijk vind ik wel dat politici zich niet te veel moeten bezighouden met dat soort pedagogisch-didactische aangelegenheden zelf…) en zeker ook wat Daniëls opmerkte over “lagereschoolkennis” aan het eind van het bso, inderdaad. Aandacht dus ook voor het basisonderwijs, zeker. Het grote heil dat hij verwachtte van de Vlaamse toetsen deelde ik anderzijds dan weer veel minder, maar dat ter zijde. De aandacht voor taalonderwijs Nederlands (in al zijn diversiteit althans) kon mij wel ook bekoren. Diverse zaken kwamen trouwens terug in de repliek van vragensteller Laeremans. Maar eerlijk gezegd, ik had toch wel nood aan de voorzitter als tijdbewaker hier. Al die details hoefden toch echt niet in een parlementaire bespreking.
Voorts nog heel wat bevestiging en herhaling van wat al gezegd was, mét nuances, in de tussenkomsten van interveniënten Hannelore Goeman en Loes Vandromme. Het was een zaak niet alleen van de Onderwijscommissie maar van de hele samenleving.
Van het tweede antwoord van minister Weyts (zeker wat de impact van de thuistaalsituatie van leerlingen betrof) en de slotwoorden van de drie vragenstellers kon eigenlijk hetzelfde gezegd worden. Uit het slotwoord van Elisabeth Meuleman noteerde ik nog wel met stip haar vermelding van “een stukje regelluwheid”, dat nuttig zou zijn in dit verhaal (nwvr: ook de terughoudendheid en bescheidenheid waarvan ze sprak, kon ik appreciëren). Het klonk wat voorzichtig, maar het viel me te zeer op om het hier niet expliciet te vermelden.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de verontrustende resultaten van de Vlaamse peilingsproef in het beroepssecundair onderwijs van Elisabeth Meuleman, over de resultaten van de peilingsproeven in de derde graad van het beroepssecundair onderwijs van Koen Daniëls en over de zwakke resultaten op de PAV-peilingsproeven in de derde graad van het beroepssecundair onderwijs en de nood aan een specifieke kwaliteitsverbetering in het beroepsonderwijs van Jan Laeremans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen