In de onderwijscommissievergadering van 17 september 2020 hadden Elisabeth Meuleman en Steve Vandenberghe vragen om uitleg over hetzelfde thema gesteld. Nu ging vragensteller Jo Brouns door op het antwoord van minister Weyts toen, met name wat de monitoring op buitenlandse herkomst van de instroom in de lerarenopleiding betrof. De minister had gesproken over de aanvraag van het Departement Onderwijs en Vorming bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid om zicht te krijgen op het aandeel leraren van buitenlandse herkomst. Voorts zou de onderwijsadministratie bekijken hoe de lerarenopleiding en het beroep van leraar aantrekkelijker gemaakt zouden kunnen worden voor jongeren – en volwassenen – met een andere culturele achtergrond, gender en met een beperking. Daarmee belandden we nu dus in het Lerarenloopbaandebat/pact…alwéér! Tja. Was de aanvraag van het Departement Onderwijs en Vorming al ingediend bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid? Zo ja, wanneer verwachtte het Departement de gevraagde cijfers te ontvangen? Welke voorstellen had de onderwijsadministratie al gedaan voor het bevorderen van de aantrekkelijkheid van de lerarenopleiding voor personen met een andere culturele achtergrond, gender of beperking?
Ook Brouns’ vraag kwam een beetje te vroeg, want minister Weyts verwachtte de aan de Kruispuntbank Sociale Zekerheid intussen gevraagde cijfers pas in april. Terecht wees hij op het complexe karakter van het thema in Brouns’ vraag, waarvoor zowel binnen als buiten het onderwijs diverse factoren speelden. De doelgroep van mensen met een migratieachtergrond aanspreken voor het leraarschap leverde proportioneel wellicht wel de grootste winst op. Wat nadien in het antwoord van de minister volgde, was, niet onverwacht, opnieuw het verhaal van de intussen gedane projectoproepen en van de door de minister gewenste verplichte remediëring na een onvoldoende resultaat op de zgn. instaptoets voor bepaalde lerarenopleidingen. Ik houd de tel daarvan niet meer bij…idem voor het strategisch communicatieplan en onderwijsambassadeurschap in dit verband.
Met nog meer vuur herhaalde vragensteller Brouns daarop zijn brandingbekommernis en zijn interesse voor de onderwijsambassadeur in het Regeerakkoord werd nu een oproep tot een waar team van onderwijsambassadeurs, die gelijk ook een afspiegeling zouden zijn van onze samenleving, om zo ook de diversiteit in het lerarenkorps te versterken. Zou de minister die oproep positief beantwoorden? Ook interveniënt Koen Daniëls kende “ons” Regeerakkoord erg goed, verwees terloops naar zichzelf als bedreigde diersoort, (blanke, excuus, witte) man zijnde in het onderwijs intussen een tijdje geleden en vond terecht dat de diversiteit wel samen moest blijven gaan met de hoge kwaliteitsvereisten van weleer. Dat laatste bracht hem in één vloeiende beweging bij dat andere accent in het Regeerakkoord, dat het stempel van zijn partij droeg: de kennis van het Nederlands, en bij uitbreiding het hele eindtermenverhaal.
Minister Weyts wachtte liever het werk van het al vermelde communicatiebureau af, vooraleer hij verdere uitspraken over een of meerdere onderwijsambassadeurs zou doen. Vragensteller Brouns voelde die terughoudendheid bij de minister, waarna hij nogmaals, ook vanuit zijn lokale ervaring van burgemeester, op de spijker van de rolmodellen voor jongeren in de lerarenopleiding klopte.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de instroom van leerlingen met een allochtone achtergrond in de lerarenopleidingen van Jo Brouns” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen