13 maart 2025 – Rol van sociaaleconomische factoren bij schoolresultaten in basisonderwijs

Deze vraag om uitleg van Line De Witte stond in eerste instantie niet in de bundel ingediende vragen van de bewuste vergaderweek van het Vlaams Parlement. Ik wist dus niet vooraf waar die ineens vandaan kwam, maar dat terzijde. Een en ander werd trouwens wel snel duidelijk. De krant Nieuwsblad en diens app Onderwijzer, dáárover ging het. De bewuste app bleek nu ook gegevens van het lager onderwijs te bevatten. De krant bracht daarin heel wat, publiek beschikbare data over lagere scholen samen, waaruit bleek wat we eigenlijk al wel even wisten, namelijk: er was een sterk verband tussen de socio-economische afkomst van een leerling en zijn schoolresultaten. Met zulke data kon relatief snel een soort ranking van scholen opgemaakt worden, aldus nog vragensteller De Witte. Zij had daarmee overigens geen kritiek op de krant noch op ouders die inderdaad logischerwijs naar informatie zoeken om een goede schoolkeuze voor hun kinderen te kunnen maken. Ze had daarmee wél kritiek op de publieke beschikbaarheid van zulke gegevens (cf. de bespreking op 20 november 2024 n.a.v. het aanvankelijke plan van minister Demir om de resultaten van de Vlaamse toetsen te publiceren, wat toen net afgeblokt werd). Wat vond de minister van de onderzoeksjournalistiek van Nieuwsblad en van het opstellen van dat soort rankings (met duiding door de krant)?

In haar antwoord greep de minister om te beginnen terug naar de interessante bespreking n.a.v. de column van Charlotte Zwemmer in De Standaard. In die bespreking ging het toen ook over de onderwijskansarmoede-indicatoren (OKI). De app Onderwijzer vergeleek nu gewoon de resultaten van elke school met het gemiddelde van vergelijkbare scholen (lees: met een vergelijkbaar percentage leerlingen met een laagopgeleide moeder). De minister zag daarin géén ranking. En in haar duiding meldde de krant dat leerwinst (nwvr: maar jij weet, beste lezer, dat we daarmee nog ver van Kortrijk zijn, zoals wij in de Antwerpse Kempen plegen te zeggen) niet opgenomen was in de data. Toen brak het moment aan voor de minister om al haar Engelse registers open te trekken, en ook niet voor het laatst in deze commissievergadering, met het hele, al bekende gamma: kenniscurriculum, effectieve didactiek, minimumdoelen, versterking en professionalisering van leraren, ambitieuze en excellente leerplannen en goede boeken. Ze beëindigde haar eerste antwoord met het voorstel om na te denken, ook in deze commissie, over hoe we op een goede manier objectieve informatie konden geven aan ouders die op zoek waren naar een school voor hun kind, zodat ze dat niet hoefden te doen via kranten. Voorwaar, een nobel doel.

In haar repliek trok ook vragensteller De Witte (voor een groot stuk niet onterecht overigens) haar intussen ook al bekende registers open (kleinere klassen, goede omkadering voor leraren, goed opgeleide leraren en extra zorgleerkrachten in grote klassen met veel zorgbehoeften). En finaal kwamen we ook bij nog een andere bekende uit het wat verdere verleden: de dubbele contingentering, de afschaffing ervan vorige legislatuur en de sociale mix.

Het middaguur wenkte, maar eerst kregen we nog een ietwat verwarrende tussenkomst van interveniënt M’hamed Kasmi (nwvr: de verduidelijking die commissievoorzitter Bart Claes in Kasmi’s tweede, onreglementaire tussenkomst meende te verstaan, verstond ik zelf niet, maar dat terzijde) en gaf interveniënt Koen Daniëls kort les over correlaties versus causale verbanden, over kennis van Nederlands als (volgens hem) eerste verklarende factor voor schoolresultaten, over het belang van een kennisrijk curriculum en over waarom de dubbele contingentering afgeschaft werd. Vervolgens herhaalde interveniënt Loes Vandromme een aantal van haar gekende standpunten: over de kwestie van de Vlaamse toetsen als leerwinstmeter, over rankings (Niet doen, zoals decretaal was vastgelegd!), over de noodzaak van een fundamenteel GOK-debat, zoals de Vlor ooit gevraagd had. Interveniënt Hannelore Goeman herhaalde het belang dat haar partij altijd gehecht had aan een sociale mix op school, maar leek nu toch ook wat minder zeker (dan vorige legislatuur) dat zulks het best kon via de dubbele contingentering, en was het helemaal eens met minister Demir, zowel inzake haar informatieoefeningsvoorstel als inzake het belang van sterk onderwijs voor elk kind op elke school (dus ook zonder rankings). Interveniënt Stephanie D’Hose vatte het voorgaande nog eens samen in een pleidooi voor een evenwicht tussen: transparante informatie voor ouders, geen rankings én een gezonde sociale mix, waarvoor ze meteen heil zocht in een hoorzitting.

De minister rondde af met opnieuw een korte opsomming van de diverse ingrediënten van haar strategie om de onderwijskwaliteit weer op te krikken, geïnspireerd door haar Engelse ervaring. Op dat moment bedacht ik dat de minister toch wel heel snel de Engelse situatie inzake migratieachtergrond én integratie gelijkstelde met de Vlaamse/Brusselse…

Tot slot was volgens vragensteller De Witte de eerste/grootste verklarende factor voor schoolresultaten niet (kennis van) de (instructie)taal, wel de SES-situatie, i.c. hier de laaggeschoolde moeder. De rest over rankings en sociale mix was… herhaling.

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio