13 januari 2022 – Vlor-advies over professionaliseringsbeleid voor leraren

De laatste vraag dan van de commissievergadering. Jan Laeremans was de auteur. Hij had een interessant Vlor-advies (van 23 december 2021) gelezen. De formulering van de vragen, zeker in de ingediende versie, was alweer aan de uitvoerige kant, die hij mondeling hier en daar wel wat inkortte. Het gevorderde vergaderingsuur, weet je wel. Het thema, professionalisering van leraren, was uiteraard heel belangrijk, zeker ook in de ruimere context van het lerarenloopbaandebat en lerarentekort. Ook dat herinner je je wel, beste lezer, van de intussen talloze vorige besprekingen. Wat vond minister Weyts van enkele aanbevelingen in het Vlor-advies in de coronacontext én besparingscontext en hoe zag die nog enkele andere aspecten van zo’n professionaliseringsbeleid (kwantificering van professionalisering in de lerarenopdracht, professionalisering van jonge leraren in de zgn. interimcarrousel)?

Het antwoord van de minister was heel kort: na cao XII zou nu het verdere sociale overleg over het zgn. professionele continuüm pas starten en daarin zouden de suggesties van de Vlor meegenomen worden, zoals dat heet. Vragensteller Laeremans, die de strategie van de minister wel begreep, nam dan maar zelf wat spreektijd in door te wijzen op de budgettaire dimensie van de zaak, het gebrek aan indexering van de werkingsmiddelen in de voorbije jaren en het veel royalere professionaliseringsbudget in Nederland van 500 euro/leraar/jaar.

Ook vier interveniënten dienden zich nog aan, zonder veel nieuws overigens. Steve Vandenberghe herhaalde vooral wat hij soms lang geleden al over dit thema gezegd had in deze commissie: het belang van collegiale coaching, het grote tijdsprobleem, de impact van corona en mogelijke organisatorische bijsturingen (niet per se altijd meer geld) om professionalisering makkelijker mogelijk te maken. Johan Danen plaatste de zaak opnieuw in een ruimer hr-beleid op school, suggereerde om ook naar het buitenland te kijken en vroeg wat de timing was van het sociale overleg waarover de minister gesproken had. Koen Daniëls stelde voor om pedagogisch begeleiders leraren te laten vervangen in de klas zodat die leraren makkelijker aan professionaliseringsinitiatieven konden deelnemen en vroeg om op personeelsvlak meer decentralisatie mogelijk te maken. Loes Vandromme ten slotte vond in het Vlor-advies een bevestiging van ook haar fundamentele stellingnames: “de leraar als expert” die tijd en ruimte moest krijgen om zich bij te scholen en “de school als lerende organisatie”. Professionalisering was inderdaad een belangrijk onderdeel van het ruimere loopbaandebat, maar ook dat hadden we al vaker gehoord.

De minister nodigde iedereen uit om suggesties over te maken met het oog op het te starten sociale overleg, maar liet niet na nog even in herinnering te brengen dat de besparingen bij de pedagogische begeleiding deels gecompenseerd werden door gekleurde middelen en dat er in cao XII ook stappen vooruitgezet waren, wat de loonspanning voor directeurs betrof. Met het sociale overleg hoopte hij te landen voor het zomerreces.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio