Ik had al naar deze vraag om uitleg van Karolien Grosemans verwezen in mijn stukje over de tweede hoorzitting i.v.m. de CD&V-conceptnota op 3 juni 2021. Ik zal hieronder laten zien dat de zaak, naar mijn smaak, toch niet echt uitgeklaard werd tijdens de bespreking. Ze baadde nogal in vaagheid en daarbij leek het mij nuttig om opnieuw (cf. ook de omstandige achtergrondinfo die ik opnam in mijn commentaar op de sessie van 3 juni 2021) even in de geschiedenis te duiken. Maar eerst de vragen zelf. Vragensteller Grosemans herinnerde overigens ook zelf aan de geschiedenis in kwestie (cf. vorige legislatuur, toen haar partijgenote Vera Celis uitdrukkelijk actief was in deze materie). En dus nu het idee om een dergelijke nieuwe ad-hocwerkgroep op te richten om de diverse aspecten van de zaak in overleg goed te onderzoeken. Heel wat vragen volgden: over de oprichting van zo’n ad-hocwerkgroep, maar ook over eigenlijk de meeste kernaspecten die al in de twee hoorzittingen ter sprake gekomen waren.
Dus begon minister Weyts met de herhaling van wat ter zake al bestond: dat hadden de twee hoorzittingen inderdaad al meer dan voldoende ook gedaan. Tot en met de meest recente fase in die geschiedenis, nl. de bijsturing begin 2021 van de omzendbrief over het verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte en het langdurig verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen en de controle ervan. Tot zover was alles duidelijk.
Vervolgens zag de minister de bedoelde werkgroep zeker wel zitten en hij situeerde die “binnen de schoot van de bevoegde sectorcomités”. Toen (en nadien) werd de precieze aard der dingen voor mij een stuk vager. Hoe kwam dat? Uit de voorafgaande hoorzitting (en zo stond het ook in mijn stukje) meende ik begrepen te hebben dat de nieuwe ad-hocwerkgroep eigenlijk een revitalisering zou zijn van de ad-hocwerkgroep die ten tijde van onderwijsminister Hilde Crevits actief geweest was. Welnu, die ad-hocwerkgroep toen situeerde zich in de schoot van de zgn. begeleidingscommissie: dat is het uitvoerend orgaan van het convenant tussen de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO), het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, de onderwijskoepels en het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap met het oog op de integratie van de welzijnswetgeving in het onderwijs. Een duidelijk federaal-Vlaamse aangelegenheid voor onderwijs (hoger onderwijs uitgezonderd), maar dus zonder bijvoorbeeld de vakorganisaties. De zgn. sectorcomités, waarover minister Weyts gesproken had, zijn anderzijds wél te situeren in het klassieke sociale overleg, dus mét werkgevers, werknemers en overheid. Van de bestaande werkgroepen re-integratie in het hoger onderwijs vond ik niet meteen een spoor.
Geen bijkomende vragen van vragensteller Grosemans, die wel tevreden was met het antwoord van de minister. Maar niet onverwacht boden zich vier interveniënten aan. Johan Danen ging de hoorzittingen niet overdoen, maar deed het dan meteen een stuk wél, waardoor gewoon opnieuw enkele in de CD&V-conceptnota aangekaarte knelpunten in het huidige systeem en andere problemen (zoals voor de organisatie van een school) ter sprake kwamen. Interveniënt Jan Laeremans sloot zich daarbij aan, maar ging ook nog verder. Hij vroeg terecht (cf. de vaagheid hierboven) wie nu eigenlijk in die ad-hocwerkgroep zouden zitten (zonder politici, dat was wél duidelijk, cf. ook 3 juni 2021) en roerde meteen ook even in de politieke soep van de meerderheid in dit verband. Ik had dat in vorige stukjes ook al gedaan… Hij pleitte voor een snelle politieke regeling van de aangekaarte problemen en de voorstellen van CD&V leken hem niet slecht. Interveniënt Koen Daniëls bracht dan opnieuw, en zelfs gedetailleerder, het verhaal van de sectorcomités waarbinnen dus de ad-hocwerkgroep gesitueerd diende te worden volgens hem (zoals ook volgens de minister). Maar was dat wel zo? Ik ben benieuwd of die opheldering later zal komen. Mij maakt het trouwens niets uit hoe men dat precies aanpakt, maar ik vind wel dat er duidelijkheid mag zijn over de precieze structuur en context ter zake. Eventueel decreetgevend werk later was natuurlijk wel een zaak van de parlementsleden. Dát behoefde geen uitleg. Maar die ad-hocwerkgroep, tja… Ten slotte kon de initiatiefnemer van de CD&V-conceptnota evenmin achterblijven: Loes Vandromme. Zij vatte de hele kwestie nogmaals samen, ook tegen de achtergrond van het lerarentekort. Hoe zou de zaak met een werkgroep dan voortgaan (timing en terugkoppeling naar het Vlaams Parlement, inderdaad?), waarbij toch enkele van haar uitspraken de zaak voor mij niet echt duidelijker maakten.
Minister Weyts richtte zich rechtstreeks tot interveniënt Laeremans en was daarbij zijn eigenste amusante zelve, wat ik zelf nogal kan appreciëren. In het najaar zou de werkgroep opstarten en hij herhaalde de context van de sectorcomités (met inbreng van experten). Eigenlijk dus niet méér duidelijkheid, maar ik heb geduld. Vragensteller Grosemans besloot met toch nog een verwijzing naar de vorige onderwijsminister, toen de ad-hocwerkgroep dus (mogelijk) anders georganiseerd was, maar daarover geen woord. En voorts herhaalde ze de complexiteit van de zaak. Afwachten maar.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de oprichting van een werkgroep rond de re-integratie van langdurig ziek onderwijspersoneel van Karolien Grosemans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen