Je kan niet aan alles tegelijk werken. Er zal dus geprioriteerd moeten worden. Om tot een gezamenlijk besluit te komen kun je deze werkvorm gebruiken.
Kaartjes: op elk kaartje staat een werk-of aandachtspunt geschreven
1. Zorg dat je evenveel werkpunten (en/of aandachtspunten) hebt als deelnemers aan de groep. Hiervoor moet je eventueel werkpunten clusteren of juist opsplitsen. Heb je veel meer deelnemers dan werkpunten? Stel dan duo's samen en zorg voor evenveel werkpunten als dat er duo's zijn.
2. De voorzitter van het overleg kan actief meedoen, of alleen begeleiden.
3. Alle deelnemers (of duo's) krijgen één kaartje waarop een werkpunt staat geschreven.
4. Vervolgens loopt iedereen rustig door de zaal.
5. Al lopend ruilen de deelnemers telkens hun kaartje met iemand die ze tegenkomen. Zorg dat er 2 à 3 keer geruild wordt. Op deze manier krijgen de deelnemers de tijd en de gelegenheid om grondig na te denken over het belang dat ze aan de werkpunten willen toekennen.
6. Op het teken van de voorzitter stopt iedereen met lopen. De deelnemers zoeken de persoon die het dichtst bij staat op en verdelen samen 7 punten over de 2 werkpunten die op de 2 kaartjes staan. Bijvoorbeeld: werkpunt A krijgt 3 punten, werkpunt D 4 punten. Andere verdeling kan ook.
7. De punten die elk werkpunt krijgt, worden op het kaartje geturfd.
8. Dit herhaal je tot je 5 rondes hebt gehad.
9. Na de 5e ronde tellen de deelnemers de punten op het kaartje dat ze dan in de hand hebben.
10. Plak de kaartjes in volgorde van punten op de muur of flipover. Ook kun je alle deelnemers in puntenvolgorde laten opstellen.