De leerlingen geven gelijkenissen en verschillen aan tussen actuele en historische fenomenen uit de bestudeerde periodes.
Het verleden geeft diepte aan onze ervaring. Het heden krijg perspectief door vergelijking met het verleden (en omgekeerd). Mensen maken dan ook continu vergelijkingen tussen vroeger en nu. Die historische oriëntering gebeurt echter best binnen de krijtlijnen van historisch denken, met oog voor de eigenheid van het verleden en de complexiteit van een samenleving, vroeger en nu. Kunnen aangeven in welke mate vandaag van vroeger verschilt of in welke mate vandaag op vroeger gelijkt (of omgekeerd, hoe vroeger van vandaag verschilt of erop gelijkt) zijn daarbij essentieel. We mikken hierbij vooral op actualisering en niet zozeer op het binnen brengen van actualiteit in de les. Actualisering wijst namelijk op recurrenties, op structurele fenomenen die zich vroeger al voordeden, maar nu nog altijd levendig zijn, zij het in een andere gedaante. Daarom de aandacht voor gelijkenissen én verschillen: het verleden is ook anders dan vandaag.
Leerlingen kunnen aangeven op welke vlakken een historisch fenomeen gelijkt op of verschilt van een actueel fenomeen (of omgekeerd).
De leerlingen moeten in eigen woorden gelijkenissen en verschillen van een geziene casus kunnen formuleren. Het is niet de bedoeling dat ze zelfstandig een casus analyseren.
Ook in deze context loert het presentisme om de hoek.
Actualiseren mag je niet verengen tot ‘actualiteit’ zoals dat meestal wordt ingevuld, namelijk ‘het nieuws’ van de afgelopen dagen. Actualiteit in brede zin slaat op de belevingswereld van de leerlingen: hun ontspanning, voedingsgewoonten, sociale contacten, de gezinssamenstelling… Door actualiteit zo in te vullen, krijgt de geschiedenisles meer betekenis voor de leerlingen. Leerlingen hebben niet altijd de mogelijkheid of de neiging om de actualiteit in klassieke zin te volgen. Door dit gedoseerd aan bod te laten komen en af te wisselen met zaken uit hun ervaringswereld, zullen ze positiever staan tegenover actualiteit.
Er is tevens een link mogelijk met de doelen rond burgerschap (leerplandoelen 21, leerplandoel 22 en leerplandoel 23). Elke samenleving wordt met basisvragen geconfronteerd, bijvoorbeeld hoe organiseren we ons als samenleving op zo’n wijze dat we elkaar niet voortdurend de kop inslaan? Het recurrente gegeven is dat er regels en een bestuur komen maar afhankelijk van de context zien die er helemaal anders uit. Denk aan het verschil tussen de Atheense en hedendaagse democratie.
Je kan met dit doel alweer spelen met de moeilijkheidsgraad. Je kan vergelijkingen maken op een materieel, aanschouwelijk niveau of meer kijken naar achterliggende ideeën en opvattingen. In dat laatste geval hebben de leerlingen natuurlijk voldoende achtergrondkennis en context nodig.
Voorbeeld: je kan de Codex van Hammurabi op een heel feitelijk niveau vergelijken met vandaag (welke misdrijven en straffen geven wij vandaag) of op een meer abstract niveau (hoe kijken wij vandaag naar het recht, welke positie neemt het vandaag in).
Probeer je meer specifieke lesonderwerp te koppelen aan een meer algemeen sleutelbegrip zodat je vlotter de link kan leggen met vandaag. Je kan ook omgekeerd redeneren en vertrekken van een actuele casus en die historiseren.
Je kan opnieuw werken met visuele voorstellingen zoals venndiagrammen om gelijkenissen en verschillen weer te geven (zie leerplandoel 1 voor een voorbeeld van venndiagram).
Je kan leerlingen vragen om op een historische afbeelding aan te duiden wat hetzelfde gebleven is en wat verschilt. Je kan de afbeelding rechtstreeks laten bewerken, in een tabel gieten zoals hieronder, de leerlingen een gelijkaardig hedendaags beeld laten zoeken (bijvoorbeeld de foto’s van de huidige koninklijke familie) of, nog creatiever, een hedendaagse make-over laten maken van dat beeld.
Voorbeeld: op de Ara Pacis staat Augustus afgebeeld met zijn familie, in de typische, nuchtere Romeinse stijl. De taferelen roepen herkenning op, met kinderen die aan de benen van de grote mensen hangen. Maar de verschillen springen ook in het oog: de klederdracht van zowel de volwassenen als de kinderen. Met wat meer context kunnen ze wijzen op bredere idee van familie bij de Romeinen maar ook nadenken over.