Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 18 De leerlingen leggen betekenissen uit die zij zelf en anderen geven aan actuele en historische fenomenen uit de moderne en de hedendaagse tijd. LPD 16 De leerlingen leggen betekenissen uit die zij zelf en anderen geven aan actuele en historische fenomenen uit de moderne en de hedendaagse tijd. LPD 18 De leerlingen leggen betekenissen uit die zij zelf en anderen geven aan actuele en historische fenomenen uit de moderne en de hedendaagse tijd.
Binnen het historisch denken is er steeds meer aandacht voor multiperspectiviteit. Het doet ten eerste meer recht aan de historische werkelijkheid en ten tweede hebben leraren te maken met een diverse klassamenstelling. Elk verhaal heeft verschillende kanten, maar binnen het geschiedenisonderwijs mogen we geen genoegen nemen met het belichten van één perspectief.
De leerlingen gaan na wat de mogelijke betekenis is van historische fenomenen. Ze moeten kunnen aangeven waarom bepaalde ontwikkelingen van belang zijn geweest voor samenlevingen en groepen. Het is belangrijk om via verschillende invalshoeken naar het verleden te kijken en zich op die manier in te leven in het perspectief van datgene waarmee men interactie beoogt.
Vanuit een cognitieve dimensie: het belang van personen, gebeurtenissen en ontwikkelingen in het verleden en/of hun impact voor de lange termijn (en vandaag).
Vanuit een socioculturele dimensie: door achtergronden, emoties, identificaties.
Zich historisch inleven is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het gaat om een heel complexe oefening waarbij drie componenten samenkomen (cf. Tessa De Leur et.al. ‘I saw angry people and broken statues’: historical empathy in secondary history education. British Journal of Educational Studies 65 (3), pp.331-352 en Tessa de Leur (2018). "Stel je voor dat jij/hij in 1566 leeft..."? Een inleef-opdracht bij het vak geschiedenis in het voortgezet onderwijs. Hermes, 63, 27-31).
Het tonen van affectieve verbinding: inzien dat emotionele reacties het gedrag van historische actoren beïnvloed kunnen hebben.
Het innemen van een perspectief, het proberen om door de ogen van een historische actor te kijken.
Het gaat hier om een intellectuele reactie op de verwerking van het verleden, op het onderzoeksmatige. De leerlingen moeten eerst kennismaken met het handelen van historische personages om over voldoende voorkennis te beschikken. Nadien bestuderen ze bronnen, om bewijs te verzamelen en bestuderen verschillende interpretaties.
Deze doelstelling hangt nauw samen met andere doelen:
Deze doelstelling staat op het beheersingsniveau ‘analyseren’. Leerlingen moeten dus afwegingen kunnen maken, argumenteren en concluderen.
Je moet goed nadenken over de impact van een dergelijke oefening. Daarover gebeurt interessant vakdidactisch onderzoek. Leerlingen kregen bijvoorbeeld verschillende instructies: zich inleven en een tekst schrijven in de eerste persoon enkelvoud (‘beeld je in dat jij…’), in de derde persoon enkelvoud (‘stel je iemand voor in het verleden die…’) of een opdracht waarin een dergelijke instructie ontbreekt.
Dergelijke oefeningen moeten volgens het leerplandoel gebaseerd zijn op een kritische analyse van bronnen.
In geschiedenis duiken nog steeds veel machtige mannen op. Het kan minstens even interessant zijn om zich in te leven in iemand uit een groep die traditioneel minder in beeld komt.
Leerlingen associëren mensen uit het verleden vaak met wat zij nog niet konden. Je kan dat ondervangen door hen te laten nadenken over wat die mensen wel konden en zij niet (meer): de kennis en vaardigheden om aan landbouw te doen, een ambacht uit te oefenen, een landbouwdomein te beheren…
Onderstaand stappenplan geeft en mogelijke didactische aanpak om dit inzicht aan bod te laten komen.
Een basisvraag om perspectief te leren innemen, is de vraag stellen hoe een persoon uit de bestudeerde periode en samenleving zich zou voelen mocht die in onze hedendaagse samenleving belanden. Wat zou die persoon herkennen? Wat zou enorm vreemd overkomen? Even interessant is de vraag wat mensen binnen 100 jaar vreemd zullen vinden aan onze samenleving. (Idee overgenomen uit de Bix Six van Peter Seixas en Tom Morton.)
Een leuke werkvorm is om drie schijnbaar gelijkaardige maar historisch verschillende situaties te tonen en te vragen wat telkens de context was. (Idee overgenomen uit de Big Six van Peter Seixas en Tom Morton.) Voorbeeld: je toont drie afbeeldingen van mensen die heel ernstig kijken, en laat de leerlingen telkens nadenken over de context.
Heel vaak wordt bij dit doel gebruik gemaakt van rollenspelen. Je kan die historisch onderbouwen door leerlingen een rol te geven, bijvoorbeeld door kaartjes uit te delen met het personage en wat contextinformatie. Vervolgens laat je hen nadenken hoe die personen zullen reageren op een historische gebeurtenis en wat het effect zal zijn op hun positie. Een dergelijke activiteit vergroot sowieso de betrokkenheid van de leerlingen. Doordat verschillende personages aan bod komen, integreer je automatisch verschillende perspectieven. Je kunt trouwens een extra dimensie toevoegen door ook ‘achterafkaartjes’ te maken waarop je vermeldt hoe het personage het ervan afgebracht heeft na de gebeurtenis(en) of proces(sen). Zo kun je de leerlingen onmiddellijk feedback geven. En wanneer je dat koppelt aan de begrippen continuïteit en verandering, werk je onmiddellijk aan enkele andere leerplandoelstellingen. De Stanford History Education Group ontwikkelde een instaples waarin leerlingen in een hedendaags rollenspel de rol krijgen van directeur en moeten beslissen over een sanctie voor twee leerlingen die in de refter betrokken waren in een gevecht. Het is geen historische casus maar integreert wel mooi (fictieve) bronnen zodat leerlingen hun keuzes moeten onderbouwen met verwijzing naar bronnen.
Het Congres van Wenen is een dankbare casus voor zo'n rollespel. Elk groepje uit de klas krijgt een land toebedeeld, waarin ze zelf de taken verdelen (koning/keizer, ambassadeur, notulist …). Het doel krijgen de leerlingen alvast mee: creëer vrede in Europa en voorkom een nieuwe oorlog. Per land starten ze eerst met het bepalen van hun eigen doelstellingen en eisen (zoals in bijlage). Daarna gaan ze met elkaar in onderhandeling. Dit kan ofwel in een klasgesprek, geleid door de leerling die de rol van de keizer van Oostenrijk op zich nam, ofwel door discussie via briefwisseling tussen de groepjes. Als je kiest voor onderhandeling via briefwisseling voorzie je ook enkele intermezzo's, waarop bepaalde afgevaardigden elkaar mogen ontmoeten. Zo kan je een bal organiseren, waarop de ambassadeurs van elk land met elkaar in gesprek mogen gaan of gaan de koningen en keizers samen op jacht. Nadien laat je de Oostenrijkse keizer de besluiten samenvatten.
De Nederlandse vakdidactici Tim Huijgen en Paul Holthuis stellen volgend hulpinstrument voor om leerlingen oog te leren krijgen voor de historische context, in dit geval van een bron.
De leerlingen staan stil bij de historische betekenis van bepaalde historische fenomen door middel van onderstaande vragen: