Maarten Libeer van Vleva bezorgde ons een opdate over het internationale nieuws over onderwijs.
Een nieuw Europees budget en een Europees herstelfonds: Impact op onderwijs
Het coronavirus zorgde in de Europese Unie voor een aardschok. Om die op te vangen werd er een Europees Herstelplan in de steigers gezet. Het herstelplan bestaat uit drie delen:
Het voorgestelde Erasmus+-budget is nu hoger dan in het laatste voorstel van februari dit jaar, maar nog steeds lager dan dat van in 2018. Er wordt 24,6 miljard uitgetrokken voor Erasmus+. Een grote stijging ten opzichte van het huidige budget (2014-2021) van 14,7 miljard. Daarmee wil de Europese Commissie:
Binnen het herstelplan komt er een herstel- en veerkrachtfaciliteit. Deze faciliteit is het belangrijkste deel van het Europees herstelfonds en zal grootschalige financiële steun bieden voor overheidsinvesteringen en hervormingen die de economieën van de lidstaten veerkrachtiger maken. Hierin wordt expliciet verwezen naar onderwijs als een sector waarin moet geïnvesteerd worden. Het herstelfonds wordt geënt op de digitale en groene transitie. Qua digitalisering zijn hier duidelijk mogelijkheden en middelen voor de onderwijssector in Vlaanderen. Er zijn wellicht ook mogelijkheden voor de renovatie van schoolgebouwen, maar dit is nog koffiedik kijken.
De crisis heeft het belang van digitale vaardigheden aangetoond voor kinderen, studenten, leerkrachten, opleiders en voor ons allemaal om te communiceren en te werken. De Commissie zet extra in op de vernieuwde vaardighedenagenda die er binnenkort aankomt- en het nieuwe actieplan voor digitaal onderwijs dat verschijnt in het derde kwartaal.
In zijn conclusies erkent de Raad de inzet van dat leerkrachten en opleiders tijdens de huidige COVID-19-crisis en noemt hen een onmisbare drijvende kracht achter onderwijs en opleiding.
De Europese raad roept de lidstaten op om een aantal maatregelen te nemen in verband met de ontwikkeling van de competenties van leerkrachten en opleiders, de bevordering van hun deelname aan de permanente beroepsontwikkeling, de bevordering van hun mobiliteit, het betrekken van hen bij de toekomstige beleidsontwikkeling en de bevordering van hun welzijn.
Ten slotte wordt de Europese Commissie verzocht de ontwikkeling van onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor toekomstige en praktiserende leerkrachten en opleiders, alsook hun mobiliteit, te blijven steunen.
De minister benadrukken de positieve houding van leerlingen, studenten en leerkrachten ten aanzien van afstandsonderwijs maar erkennen ook dat online onderwijs betere digitale vaardigheden, bijgewerkte technologische apparatuur en een bredere toepassing van digitale technologieën in het onderwijs vereist.
De ministers wezen op een aantal uitdagingen, zoals de sociale integratie van alle leerlingen en studenten, de beschikbaarheid van digitale apparatuur en internettoegang, en cyberveiligheid. Het aanleren van adequate digitale vaardigheden aan leerkrachten, leerlingen en studenten werd door de ministers ook genoemd als een belangrijke uitdaging.
Uit de bespreking bleek dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat de heropening van de onderwijs- en opleidingsinstellingen het aantal bevestigde COVID-19 gevallen in de lidstaten van de EU heeft doen toenemen. De opening van de scholen voor volgend jaar hangt af van de epidemiologische situatie op dat moment.
Tot slot benadrukten veel ministers dat afstandsonderwijs nooit in de plaats kan komen van face-to-face interactieve en sociaal-intensieve onderwijs- en leerervaringen.
Een studie gemaakt voor het Europees Parlement somt de mogelijkheden op om het Erasmus+-programma te vergroenen. De vijf belangrijkste bevindingen zijn de volgende:
- Financiële en niet-financiële stimulansen
- Een betere integratie van online vormen van leren en samenwerking
- compensatie voor mobiliteit
- Een goed toegankelijke infrastructuur voor openbaar vervoer.