Een informaticales beperkt zich niet tot het overbrengen van kennis. Bedoeling is dat je kennis, vaardigheden en attitudes integreert met als uitgangspunt het probleemoplossend werken. In een goede evaluatie laat je al deze punten aan bod komen.
Het gaat hier vooral over begrippen, benamingen, contextinformatie … Zonder deze kennis is een leerling niet in staat om oefeningen te maken. Kennis zal voornamelijk schriftelijk geëvalueerd worden met gesloten, begrensde en/of korte antwoordvragen. Binnen informatica ligt de nadruk niet op de kennis, vandaar dat zuivere kennisvragen beperkt voorkomen in een evaluatie.
Het belangrijkste onderdeel bij het evalueren van informatica. Het proces kun je opsplitsen:
Het eindresultaat van de oefening: de opgemaakte tekst, het rekenblad voorzien van formules en/of grafieken, het gemaakte programma.
Attitudes verwijzen naar de houding van de leerlingen, ze zijn zichtbaar in concrete gedragingen. Attitudes houden een bereidheid van de leerlingen in. Hierdoor bepalen ze het oplossingsproces en eindproduct. Je evalueert ze dus best tijdens het proces. Een aparte evaluatie is niet altijd noodzakelijk.
In een oefening evalueer je verschillende elementen. Hieronder enkele voorbeelden.
De verbindingskabels tussen de systeemeenheid en sommige randapparaten aanwijzen. Losgekomen verbindingen tussen randapparaten en de systeemeenheid opnieuw aansluiten.
Een oefening over formules in Excel. Gegeven een kolom met namen en een kolom met geboortedata. Gevraagd: bereken de leeftijden van die personen.
De manier waarop een leerling gewerkt heeft, primeert vaak boven het product dat afgeleverd wordt. Bijvoorbeeld een afgedrukte tekst kan er heel mooi en verzorgd uitzien maar enkel in het digtitale document zie je of de leerling efficiënt gewerkt heeft: zijn er stijlen gebruikt, opsommingen, alineaopmaak …
Procesevaluatie van digitale producten hoort bijna uitsluitend tot het vak informatica. ICT wordt geïntegreerd binnen andere vakken maar daar ligt de nadruk op het product en niet op het proces.
In veel gevallen gebruikt men permanente evaluatie voor het vak informatica. Dit betekent dat er frequent geëvalueerd wordt. Dit kan gebeuren door middel van kleine toetsen, oefeningen, grotere herhalingstoetsen … Het is essentieel dat een leerling op elk tijdstip zijn huidig kunnen en zijn vorderingen kan aantonen.
Permanente evaluatie houdt niet in dat er elke les punten moeten gegeven worden. Door regelmatig een evaluatiemoment in te lassen kan men de evolutie van de leerlingen volgen. Zo een evaluatiemoment moet niet lang duren. Eén oefening, een paar vragen in het begin of op het einde van de les kunnen al voldoende zijn.
Wel is het belangrijk dat na het afronden van een groter leerstofgeheel er een herhalingstoets gepland wordt. Op deze manier kan nagegaan worden of de leerlingen de nodige vaardigheden onder de knie hebben en inzicht hebben in de samenhang tussen de verschillende aangeleerde onderwerpen.
Belangrijk is dat de leerlingen tijdens een les informatica zoveel mogelijk de gewenste vaardigheden en attitudes kunnen inoefenen. Deze gemaakte oefeningen kunnen ook deel uitmaken van de evaluatie. Bij voorbeeld: de leerlingen maken een hele reeks oefeningen en een aantal daarvan staan op punten.
Na de evaluatie bespreek je de oplossing. Hou rekening met volgende bemerkingen:
Permanente evaluatie resulteert niet altijd in betere cijfers. Vragen, waarbij alle hulpmiddelen mogen gebruikt worden zijn meestal denkvragen en eisen meer inzicht van de leerling.
Twee opeenvolgende lestijden informatica geeft het lesgebeuren en ook de evaluatie meer kansen.
Aangezien de punten op regelmatige tijdstippen van het leerproces toegekend worden, kun je het vak informatica uit het examenrooster schrappen.
Van een evaluatie worden volgende onderdelen op het einde van het schooljaar bewaard:
Werkstukken moeten in leesbare vorm bewaard worden gedurende twee schooljaren: het lopende en het voorgaande.