Opeenvolgende besparingen zowel op vlak van omkadering als op vlak van werkingsmiddelen hebben tot gevolg dat scholen en schoolbesturen evenveel of meer moeten doen met steeds minder middelen. Het zo efficiënt mogelijk inzetten van die middelen is dan ook een absolute prioriteit voor de besturen. Schaalvergroting biedt hier kansen.
Een schaalvergroting biedt de mogelijkheid om personeel met gepaste expertise aan te trekken in het middenkader voor meerdere onderwijsinstellingen en in de raad van bestuur om een écht financieel meerjarenbeleid uit te stippelen.
Vanuit Katholiek Onderwijs Vlaanderen hopen we te kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de professionaliseringsbehoeften van bestuurders op financieel vlak en te kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van checks en balances die aansluiten bij het charter van goed bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen en de code van goed bestuur van je schoolbestuur.
Door demografische evoluties en ingrepen van de overheid (denk aan het leersteun-decreet, de fluctuaties die kunnen optreden in de middelen die verworven worden door het leerlingenkenmerk “woonplaats”, …) kan een vzw die een beperkt aantal scholen beheert, zwaar getroffen worden. In een groter geheel, zeker indien gekozen wordt voor diversificatie in het aanbod binnen de vzw, voelen schoolbesturen dat minder en kunnen ze de getroffen scholen beter ondersteunen. Schaalvergroting kan dus leiden tot een grotere stabiliteit op vlak van inkomsten voor de onderwijsvzw.
Schaalvoordelen in onderwijs op bestuurlijk niveau situeren zich vooral in secundaire processen.
Een efficiënter en effectiever inkoopbeleid vanuit een sterkere positie als koper maakt het mogelijk om beter prijzen te bedingen.
Een efficiënter gebruik van middelen is een ander schaalvoordeel met gelijkaardig effect! Indirecte kosten kunnen dan over een groter aantal personen of activiteiten worden gespreid. In een grotere vzw is het kosten-batenkundig beter te verantwoorden om een bepaalde administratief medewerker expertise te laten opbouwen in een bepaalde specialisatie omdat die medewerker dan ook de opdrachten van die specialisatie centraal kan uitvoeren. In kleinere vzw’s blijft de deskundigheid soms minder diepgaand omdat minder gelijkaardige gevallen door één en dezelfde persoon worden behandeld waardoor de kosten van extra opleiding niet altijd te verantwoorden zijn.
Waar het bijvoorbeeld gaat om onderwijshuisvesting kan een acute nood misschien vlotter gelenigd worden doordat de vzw beschikt over een groter patrimonium of er kan soms vlotter worden ingespeeld op opportuniteiten.
Sommige schoolbesturen beschikken over reserves voor infrastructuurprojecten terwijl andere schoolbesturen verplicht zijn om voor infrastructuurprojecten te lenen bij een financiële instelling. Niet alle projecten komen op hetzelfde ogenblik aan de beurt. In grotere vzw's kunnen de gespaarde middelen efficiënter worden ingezet waardoor die grotere vzw’s minder (snel) moeten lenen. In verhouding tot de omvang van hun onroerende goederen is de leningslast en de rentelast van grotere schoolbesturen gemiddeld genomen kleiner dan die van kleinere vzw’s.
De rentevoet op beleggingen is doorgaans lager dan de rentevoet op leningen. Het verschil is de rentemarge die mee de winst vormt van financiële instellingen. Grotere schoolbesturen die de reserves efficiënter kunnen inzetten, spelen in feite zelf intern bank binnenin de vzw. Ze verlenen ‘interne leningen’ aan onderdelen van de vzw die moeten investeren en gebruiken daarvoor de reserves van andere onderdelen van de vzw. Zo kunnen ze de rentemarge binnen de vzw houden in plaats van hem te moeten afstaan aan financiële instellingen. Dit neemt uiteraard niet weg dat er binnen een groter schoolbestuur afspraken kunnen gemaakt worden over de aflossing van 'interne leningen' en de tijdige heropbouw van reserves.