In deze fase verkennen de leerlingen het onderzoeksprobleem rond de expressiemogelijkheden van licht en schaduw binnen de context van audiovisuele creatie. Ze onderzoeken hoe verschillende lichtopstellingen, lichtbronnen en de manipulatie van schaduwen de visuele impact en de emotionele lading van een scène kunnen beïnvloeden. De leerlingen kunnen diverse voorbeelden analyseren uit de traditionele en hedendaagse audiovisuele cultuur, waarbij de nadruk ligt op het gebruik van licht en schaduw als expressief middel. Ze kunnen stilstaan bij het perspectief van de toeschouwer en de kunstenaar en hoe beiden de kunstuiting interpreteren.

De leerlingen formuleren een specifieke onderzoeksvraag die gericht is op het verkennen van de relatie tussen licht en schaduw en hun expressieve kracht in een audiovisuele creatie. Een mogelijk voorbeeld van een onderzoeksvraag is hierboven reeds gegeven: "Hoe kan het doelbewust inzetten van licht en schaduw (visuele bouwstenen) de sfeer en narrativiteit in een kortfilmscène (eigen creatie) versterken?"

Leerlingen verkennen verschillende onderzoeksmethoden die geschikt zijn om deze onderzoeksvraag te beantwoorden. Dit kan bestaan uit:

• Analyse van bestaande audiovisuele werken: ze analyseren hoe verschillende filmmakers en videokunstenaars licht en schaduw gebruiken om specifieke effecten te creëren. Ze kunnen letten op lichtbronnen, intensiteit, kleur, richting en de aanwezigheid en vorm van schaduwen.
• Experimenteren met licht en schaduw: ze voeren praktische experimenten uit met verschillende lichtopstellingen en schaduwcreatie in een gecontroleerde omgeving (bv. de studio met studiolampen). Ze observeren en noteren de visuele en emotionele effecten van deze experimenten.
• Raadplegen van relevante literatuur en bronnen: ze bestuderen vakliteratuur, online bronnen en eventueel interviews met professionals over lichttheorie, belichtingstechnieken en de psychologische impact van licht en schaduw in beeld.
• Kennismaken met praktijkgebaseerd onderzoek¹: deze wetenschappelijke benadering – waarbij de artistieke praktijk zelf als methode van kennisproductie wordt ingezet – helpt leerlingen om hun eigen creatieve proces kritisch te analyseren en te documenteren. Dit type onderzoek is waardevol binnen kunstonderwijs, omdat het de brug slaat tussen maken en reflecteren, en stimuleert een dieper inzicht in de rol van beeldtaal binnen audiovisuele expressie.

Leerlingen formuleren een duidelijk onderzoeksplan waarin ze hun onderzoeksvraag, doelstellingen, gekozen methoden en een concrete planning beschrijven. Ze denken na over hoe ze de resultaten van hun onderzoek zullen integreren in hun eigen creatie en hoe ze hun bevindingen zullen presenteren.

Leerlingen verzamelen gegevens volgens hun onderzoeksplan. Dit kan inhouden:

• Visuele notities en screenshots van geanalyseerde audiovisuele werken, met aanduiding van het lichtgebruik en de beoogde effecten.
•  Foto's en video-opnames van hun lichtexperimenten, met beschrijvingen van de lichtopstellingen en de waargenomen resultaten.
• Samenvattingen en notities van de geraadpleegde literatuur en bronnen, met focus op relevante concepten en technieken.

Leerlingen analyseren de verzamelde gegevens. Ze zoeken naar patronen en verbanden tussen de manier waarop licht en schaduw worden ingezet in de geanalyseerde voorbeelden en de effecten die ze teweegbrengen. Ze reflecteren op de resultaten van hun experimenten en hoe deze overeenkomen met de bevindingen uit de analyse en de literatuur. Op basis van deze analyse trekken ze conclusies over hoe een doelbewuste inzet van licht en schaduw de sfeer en narrativiteit in hun eigen kortfilmscène kan versterken. Ze kunnen ook aanbevelingen formuleren voor hun eigen creatie op basis van hun bevindingen.