Stand van zaken ontwikkeling
Eindtermen zijn minimumdoelen waarvan de overheid vindt dat alle leerlingen ze moeten bereiken. Minimumdoelen omvatten een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Voor het kleuteronderwijs en het buitengewoon onderwijs spreken we over ontwikkelingsdoelen: vaardigheden die een school bij de leerlingen moet nastreven, maar niet noodzakelijk bereiken. Eindtermen en ontwikkelingsdoelen (ODET) worden nu vaak benoemd als ‘onderwijsdoelen’.
De huidige ontwikkelingsdoelen en eindtermen zijn in voege sinds 1998. Ze zijn aan actualisering toe, een idee dat reeds geopperd werd door minister P. Smet in de beleidsnota 2009-2014. Het kaderdecreet baseert die nieuwe onderwijsdoelen op de Europese sleutelcompetenties als referentiekader.
Ons leerplan Zin in leren! Zin in leven! maakte reeds gebruik van het referentiekader van de Europese sleutelcompetenties. We hanteerden die in doelen en leerlijnen. In die zin is de vernieuwing van de onderwijsdoelen terecht.
In het leerplan zijn de eindtermen voor het lager onderwijs en de ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs (ODET) op een herkenbare wijze verwerkt. Voor het buitengewoon onderwijs is een concordantielijst ter beschikking waarin de relatie tussen de type-specifieke ontwikkelingsdoelen en het leerplan verduidelijkt wordt. Het leerplan werkt ODET-geïnformeerd, wat betekent dat de minimale verwachtingen van de overheid herkenbaar zijn opgenomen in het gemeenschappelijk curriculum, het leerplan. De relatie tussen de doelen van het leerplan en de ODET vind je in een concordantielijst. Voor de goedkeuring van leerplannen gelden vanuit de Vlaamse beleidscontext decretale afspraken en regels.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen verwacht dat de nieuwe onderwijsdoelen basisonderwijs maatschappelijk essentieel zijn voor onze doelgroepen in gewoon en buitengewoon onderwijs en wenselijk of bereikbaar voor àlle leerlingen. We wensen dat de overheid daarbij in gesprek gaat met ons om na te gaan hoe we gebruik maken van onze onderwijsvrijheid en daarin die minimumdoelen een plaats geven. Er is momenteel ook geen duidelijkheid of de overheid voor het buitengewoon onderwijs voorziet in nieuwe ontwikkelingsdoelen. Hopelijk wordt hierbij eerst de discussie over de noodzaak en de meerwaarde binnen het cyclisch proces van handelingsplanning gevoerd.
Twee uitgangspunten zijn essentieel voor onze scholen:
Hoe verloopt het proces van de ontwikkeling van de nieuwe onderwijsdoelen (ODET) basisonderwijs?
Het proces van de ontwikkeling van de onderwijsdoelen voor het basisonderwijs startte eind oktober 2020 officieel door de administratie van het departement onderwijs. Na overleg met de onderwijsverstrekkers heeft de minister die werkzaamheden begin december 2020 geschorst, tot op heden.
Welke knelpunten lagen er in de inhoudelijke formulering van de onderwijsdoelen?
De ontwikkelcommissies formuleren een beperkt aantal sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Ze geven ook het belang en de uitgangspunten ervan aan.
Gezien de eigenheid en finaliteit van het basisonderwijs zijn we verwonderd dat de onderwijsdoelen worden opgehangen aan een kader (bouwstenen) dat ontwikkeld is voor het secundair onderwijs. Dat maakt dat in de voorstellen doelen geformuleerd worden die ons inziens niet strikt tot de minimumdoelen behoren voor onze doelgroep basionderwijs: bijvoorbeeld kansberekening of sommige leercompetenties voor kleuters. We zouden liever doelen uitwerken op basis van de 16 sleutelcompetenties, waarbij we eerst nagaan welke wel of niet (of minimaal) een invulling dienen te krijgen in het basisonderwijs. Dat om de haalbaarheid te kunnen garanderen.
Een sleutelcompetentie houdt in dat er voor die bepaalde competentie kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Dat is begrijpelijk voor zover het over de hele set van eindtermen gaat. Maar hier rijst een probleem: élke eindterm moet kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bevatten. Door echter aan elk onderwijsdoel alle aspecten te koppelen, krijg je enerzijds heel uitgebreide onderwijsdoelen en anderzijds kunstmatige opsommingen van veronderstelde geheugenkennis en inzichtelijke kennis, vaardigheden, attitudes en contexten. Dat maakt de onderwijsdoelen nodeloos ingewikkeld. Bovendien is het aan de leerplanmakers de onderwijsdoelen aan te bieden in duidelijke leerlijnen en sluipen er nu ook vaak didactische aanwijzingen in de onderwijsdoelen. De wijze waarop onderwijsdoelen worden gerealiseerd behoort nochtans toe aan leerplanmakers, maar nog meer aan scholen en leraren.
Beide voorgaanden houden in dat de onderwijsdoelen nodeloos lang en uitgebreid geformuleerd zijn, en dus onduidelijk zijn. Dat maakt de integratie in leerplannen bijzonder complex. Bovendien wil de overheid een format opleggen gebaseerd op de taxonomie van Bloom. Het opgelegde format staat voor ons haaks op de harmonische ontwikkeling die we voor ogen hebben in het basisonderwijs en het leerplan. Onder het mom van meetbaarheid (gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde toetsen door de overheid) houdt men hieraan vast. Het gevaar bestaat dat deze toetsen zo het curriculum gaan bepalen, wat het onderwijs op termijn verengt tot wat gestandaardiseerd toetsbaar is. De harmonische ontwikkeling die we zo sterk benadrukken in Zill en nastreven in basisonderwijs omvat veel meer (zie onder andere persoonsgebonden ontwikkeling) en zet in op brede evaluatie.
Format, formulering, opbouw en geen bindende afspraken rond onderwijstijd, maken dat de huidige voorstellen onhaalbaar zijn voor leerling (leertijd) en leraar (onderwijstijd). Wetende dat de minister 50 procent van de tijd voor de minimumdoelen wil besteden aan Nederlands en wiskunde, maakt dat er in de 70 procent tijd die we aan de minimumdoelen willen besteden, nog 35 procent van de onderwijstijd beschikbaar is voor alle overige sleutelcompetenties. Dat betekent in de praktijk wekelijks 10 lestijden. In die zin vragen we om minimale doelen te formuleren in functie van de onderwijs-leertijd.
Na het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn minister en koepel en netwerkorganisaties met elkaar in gesprek gegaan. Op basis van de eerder vermelde knelpunten en op basis van het arrest werden in functie van de eindtermen 2de en 3de graad secundair onderwijs, en met uitbreiding voor de 1ste graad so en het basisonderwijs, een aantal nieuwe afspraken gemaakt voor de totstandkoming van de minimumdoelen voor onderwijs.
We benoemen de eindtermen als 'minimumdoelen’. Deze minimumdoelen worden letterlijk opgenomen in de leerplannen wat tot gevolg heeft dat ze verzoenbaar moeten zijn met het pedagogisch project en voldoende ruimte laten voor de formulering van eigen doelen binnen Zin in leren! Zin in leven!
De sleutelcompetenties worden in samenhang gelezen. Dat betekent dat een minimumdoel slecht bij een competentie kan geplaatst worden. Dat was ook het uitgangspunt in Zin in leren! Zin in leven!, zodat we overlap vermeden. Niet alle sleutelcompetenties moeten trouwens worden ingevuld vanuit het oogpunt van minimumdoelen.
Minimumdoelen zijn sober geformuleerde doelzinnen met duidelijke handelingswerkwoorden. Een minimumdoel bestaat idealiter uit één doelzin met 1 of enkele handelingswerkwoorden. Het doel is zo geschreven dat het duidelijk is wat verwacht wordt. Eventuele kennis wordt geëxpliciteerd (bijvoorbeeld term persoonsvorm kennen). De doelen zijn in hun samenhang competentiegericht: de totale set minimumdoelen bepaalt de te verwerven kennis, vaardigheden, inzichten en attitudes, die hoef je niet in elk apart doel op te nemen. De doelen hebben geen didactische kleuring (bijvoorbeeld werken met de beertjes van Meichenbaum). De eerder beschreven cognitieve, affectieve en psychomotorische dimensies (taxonomie van Bloom) worden geschrapt.
De onderwijsverstrekkers maken een eigen afweging inzake de benodigde en beschikbare onderwijstijd voor het bereiken van de minimumdoelen. Voor Katholiek Onderwijs Vlaanderen dienen deze minimumdoelen in 70% van de onderwijstijd bereikt te worden, zodat de resterende tijd ‘vrij’ is voor het eigen pedagogisch project, Zin in leren! Zin in leven!, de eigen invulling van de school en de leraar.
De minimumdoelen tweede en derde graad secundair onderwijs worden op basis van de afspraken herschreven tegen maart 2023. Nadien worden de minimumdoelen eerste graad aangepakt en waarschijnlijk in het schooljaar 2023-2024 die voor het basisonderwijs. Intern gaan we na hoe we de minimumdoelen eerste graad so en basisonderwijs onmiddellijk op elkaar kunnen afstemmen. Onze bezorgdheid over de doelen voor buitengewoon onderwijs blijft overeind. Ook die doelen willen we meteen meenemen in de uitwerking van de minimumdoelen.
Hoe verloopt het proces van de ontwikkeling van de nieuwe onderwijsdoelen (ODET) basisonderwijs?
Het proces van de ontwikkeling van de onderwijsdoelen werd eind oktober 2020 officieel opgestart door de administratie van het departement onderwijs. Het ontwikkelwerk van de nieuwe onderwijsdoelen gebeurt in verschillende commissies, één algemene en zes specifieke ontwikkelcommissies. In die commissies zetelen de administratie, experten van universiteiten en hogescholen, experten van de onderwijsverstrekkers, experten leraren en directeurs.
Een algemene commissie, die ontbrak in het secundair onderwijs, heeft als opdracht, op basis van het decreet basisonderwijs, de uitgangpunten vast te leggen en te bewaken, en het geheel van onderwijsdoelen te bewaken in functie van haalbaarheid voor de leerlingen en in functie van de leer- en onderwijstijd,. We zijn blij met de oprichting ervan, al kwam die rijkelijk laat, één week na aanvang van het ontwikkelproces.
Ondanks dat er in de algemene commissie geen consensus was over de uitgangspunten, het gebruikte format en de onderwijstijd, gingen in november de specifieke commissies aan de slag met de startvoorstellen van de administratie. Na overleg met de onderwijsverstrekkers heeft de minister die werkzaamheden begin december 2020 geschorst, tot op heden.
Welke knelpunten liggen er in de inhoudelijke formulering van de onderwijsdoelen?
De ontwikkelcommissies formuleren een beperkt aantal sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Ze geven ook het belang en de uitgangspunten ervan aan.
Gezien de eigenheid en finaliteit van het basisonderwijs zijn we verwonderd dat de onderwijsdoelen worden opgehangen aan een kader (bouwstenen) dat ontwikkeld is voor het secundair onderwijs. Dat maakt dat in de voorstellen doelen geformuleerd worden die ons inziens niet strikt tot de minimumdoelen behoren voor onze doelgroep basionderwijs: bv. kansberekening of sommige leercompetenties voor kleuters. We zouden liever doelen uitwerken op basis van de 16 sleutelcompetenties, waarbij we eerst nagaan welke wel of niet (of minimaal) een invulling dienen te krijgen in het basisonderwijs. Dat om de haalbaarheid te kunnen garanderen.
Een sleutelcompetentie houdt in dat er voor die bepaalde competentie kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Dat is begrijpelijk voor zover het over de hele set van eindtermen gaat. Maar hier rijst een probleem: élke eindterm moet kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bevatten. Door echter aan elk onderwijsdoel alle aspecten te koppelen, krijg je enerzijds heel uitgebreide onderwijsdoelen en anderzijds kunstmatige opsommingen van veronderstelde geheugenkennis en inzichtelijke kennis, vaardigheden, attitudes en contexten. Dat maakt de onderwijsdoelen nodeloos ingewikkeld. Bovendien is het aan de leerplanmakers de onderwijsdoelen aan te bieden in duidelijke leerlijnen en sluipen er nu ook vaak didactische aanwijzingen in de onderwijsdoelen. De wijze waarop onderwijsdoelen worden gerealiseerd behoort nochtans toe aan leerplanmakers, maar nog meer aan scholen en leraren.
Beide voorgaanden houden in dat de onderwijsdoelen nodeloos lang en uitgebreid geformuleerd zijn, en dus onduidelijk zijn. Dat maakt de integratie in leerplannen bijzonder complex. Bovendien wil de overheid een format opleggen gebaseerd op de taxonomie van Bloom. Het opgelegde format staat voor ons haaks op de harmonische ontwikkeling die we voor ogen hebben in het basisonderwijs en het leerplan. Onder het mom van meetbaarheid (gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde toetsen door de overheid) houdt men hieraan vast. Het gevaar bestaat dat deze toetsen zo het curriculum gaan bepalen, wat het onderwijs op termijn verengt tot wat gestandaardiseerd toetsbaar is. De harmonische ontwikkeling die we zo sterk benadrukken in Zill en nastreven in basisonderwijs omvat veel meer (zie o.a. persoonsgebonden ontwikkeling) en zet in op brede evaluatie.
Format, formulering, opbouw en geen bindende afspraken rond onderwijstijd, maken dat de huidige voorstellen onhaalbaar zijn voor leerling (leertijd) en leraar (onderwijstijd). Wetende dat de minister 50 procent van de tijd voor de minimumdoelen wil besteden aan Nederlands en wiskunde, maakt dat er in de 70 procent tijd die we aan de minimumdoelen willen besteden, nog 35 procent van de onderwijstijd beschikbaar is voor alle overige sleutelcompetenties. Dat betekent in de praktijk wekelijks 10 lestijden. In die zin vragen we om minimale doelen te formuleren in functie van de onderwijs-leertijd.
Welke knelpunten liggen er in de totstandkoming van de onderwijsdoelen?
We vragen de overheid om de algemene commissie op basis van de knelpunten een werkzaam format te laten vastleggen, met respect voor de rol van de leerplanmaker, de school en de leraar. Nadien kunnen de commissies samen met de administratie voorstellen uitwerken, waarbij de administratie de secretariaatsrol kan opnemen. Dat is een andere rol dan tot op heden, waarbij de administratie en het format vastlegt, en de inhoud van de onderwijsdoelen bepaalt, en de procedure beschrijft, en het voorzitterschap opneemt en de consensusmethode bepaalt, samen met de verslaggeving. In die samenwerking is het onderwijsveld een figurant.
De minister bleef tot juni 2021 via een tussenpersoon in gesprek met de verschillende onderwijsverstrekkers. Daarbij bleven we ijveren dat er de nodige ruimte is voor leerplan, school en leraar. Dat is de essentie van onderwijsvrijheid. In het andere geval kunnen we onderwijs laten overnemen door robots. Wat het vervolg van dit traject naar nieuwe eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor basisonderwijs is, blijft momenteel onduidelijk.
Samenvatting
Katholiek Onderwijs Vlaanderen gaat tijdens de ontwikkeling van de minimumdoelen volop voor het behoud van Zin in leren! Zin in leven!. Daarbij streeft het naar een set van sobere en evalueerbare minimumdoelen voor het gewoon en buitengewoon onderwijs, die geïntegreerd kunnen worden in het bestaande leerplan. De 16 Europese sleutelcompetenties vormen daarvoor een solide basis. Het ordeningskader voor die minimumdoelen vertrekt daarbij van de eigenheid van het basisonderwijs.
Om de haalbaarheid en de continuïteit van de set eindtermen te bewaken werken we nauw samen met het secundair onderwijs. We bewaken de benodigde onderwijstijd voor het behalen van die minimumdoelen en de vrije ruimte voor leerplan, school en leraar.
Artikel van Dirk Van Damme: "Minder omvangrijke maar meer ambitieuze eindtermen"
Eindtermenkranten over de nieuwe eindtermen voor de 2de en 3de graad secundair onderwijs