• De leerlingen dienen hun opleidingstraject te vervullen binnen deze verschillende contexten: 'baby 's en peuters' en 'schoolgaande kinderen'. Beide contexten zijn gelijkwaardig.
  Bij de context 'schoolgaande kinderen' ligt de focus op:
  • het begeleiden van activiteiten en inoefenen van pedagogische competenties binnen de vrijetijdsbeleving van kinderen;
  • omkadering vanuit de organisatie en mentoren die stagebegeleiding op zich kunnen nemen.

• De leerlingen lopen 12 weken stage (= advies).
• De contexten 'baby's en peuters' en 'schoolgaande kinderen' komen beide, indien mogelijk, op stage evenwaardig aan bod.
• Aanbeveling: je kan het stagevolume opdelen in twee gelijke delen + een keuzedeel:
  • een (derde) deel baby's en peuters;
  • een (derde) deel schoolgaande kinderen;
  • een (derde) deel keuze tussen baby's en peuters of schoolgaande kinderen in functie van interesse en/of regionaal aanbod.

Context of settings 'baby's en peuters':

• groepsopvang;
• dienst voor onthaalouders (omwille van ondersteuningskader: dus niet bij zelfstandige onthaalouders, wel als er omkadering is vanuit organisatie);
• groepsopvang baby's en peuters (kinderdagverblijven) met dienst ondersteuningsplan (DOP, kwetsbare doelgroepen) of inclusieve plaatsen;
• centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (ambulante begeleiding en verblijf);
• andere settings zijn mogelijk maar prioritair voorbehouden voor leerlingen uit de dubbele finaliteit die willen doorstromen naar de studierichting Persoonsbegeleider.

Context of settings 'schoolgaande kinderen':

• kleuteropvang met kwaliteitslabel (uitdovend in de loop van 2026). Dat zijn de voormalige initiatieven voor buitenschoolse opvang erkend door Kind en Gezin en de initiatieven voor buitenschoolse opvang met attest van toezicht erkend door Kind en Gezin;
• kwaliteitsvolle kinderopvang zonder label;
• Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (residentiële begeleiding), hier zitten de kinderen samen met een leeftijd van 0 tot 12 jaar;
• locaties waar vrijetijdsactiviteiten worden georganiseerd voor kinderen binnen omkaderde settings (speelpleinwerking, vakantieopvang gemeenten, school ...) met
  • focus op buitenschoolse opvang;
  • focus op activiteiten met kwaliteitsvolle interactie met kinderen in vrijetijdsbeleving;
  • focus op pedagogische competenties (geen bewaking of toezicht);
  • omkadering vanuit de organisatie en mentoren die stagebegeleiding op zich kunnen nemen.
• andere settings zijn mogelijk maar prioritair voor leerlingen uit de dubbele finaliteit die doorstromen naar de studierichting Persoonsbegeleider.

• Vanuit een focus op kwaliteitsvolle stages gaat de voorkeur uit naar een keuze voor blokstages.
• In de kinderopvang lopen leerlingen verschillende richtingen en jaren stage. Het is voor een mentor niet evident om te onderscheiden welke (stage)doelen van toepassing zijn voor de verschillende leerlingen. Het is dan ook aangewezen om in blijvend overleg te gaan met de stageplaatsen en voor elke stageperiode duidelijk aan te geven aan welke leerdoelen de leerling moet werken en wat de wederzijdse verwachtingen zijn tussen school en stageplaats.

De activiteitenlijst is een verplicht onderdeel van de stageovereenkomst en dient in de eerste plaats om afspraken te maken tussen school, leerling en stagegever. Om tot een stageactiviteitenlijst te komen zien we drie stappen zoals beschreven in de leidraad stageactiviteitenlijsten.

Dit is een inspiratiedocument opgesteld door de pedagogische begeleiding op basis waarvan scholen verder aan de slag kunnen gaan om tot een individuele activiteitenlijst te komen die bijdraagt aan de realisatie van de leerplandoelen.

De specifieke activiteitenlijst voor deze studierichting is in samenwerking met de sector uitgewerkt, is verder doorvertaald conform het leerplan en bevat suggesties tot een verdere concretisering.

Het overzichtsdocument met de adviezen voor de verschillende studierichtingen kan je hier downloaden.

In de studierichting kinderbegeleider duaal geldt een overeenkomst alternerende opleiding.

De werkplekcomponent in de studierichting kinderbegeleider duaal omvat gemiddeld op jaarbasis minstens 20 opleidingsuren per week op de reële werkplek. Indien de werkplek in aanmerking komt voor de sociale maribel regeling kan er een deeltijdse arbeidsovereenkomst gesloten worden. Wanneer de jongere een deeltijdse arbeidsovereenkomst sluit moet de leerling 20 uur werkplekleren aanvullen met de lestijden op school; het totaal hoeft geen 38 opleidingsuren te zijn.

Gezien de verschillende contexten binnen deze opleiding kinderbegeleider duaal dient de leerling zijn opleidingstraject te vervullen binnen deze twee context(en), namelijk binnen een context baby en peuters én binnen een context schoolgaande kinderen.

De leerlingen dienen te starten met een werkplek 'baby en peuters/voorschoolse opvang'. Ten vroegste vanaf de herfstvakantie mag er gestart worden met een werkplek schoolgaande kinderen/buitenschoolse opvang. Bovendien gelden volgende afspraken:

• de leerling heeft in totaliteit over het schooljaar heen minstens vijf maanden een werkplek baby en peuters/voorschoolse opvang en minstens drie maanden een werkplek schoolgaande kinderen/buitenschoolse opvang;
• de leerling moet minstens vijf dagen aaneensluitend vakantiewerking buitenschoolse opvang doen, omdat dit de leerling de enige kans geeft om de vaardigheden en kenniselementen, die in het curriculumdossier zijn omschreven op een geïntegreerde manier te doen, gedurende een langere, aansluitende periode. Ervaring in de vakantiewerking kan per definitie enkel in een schoolvakantie worden opgedaan en is essentieel omdat dit deel uitmaakt van de reële toekomstige werkplek. Tijdens die periode leren de leerlingen op een geïntegreerde manier een volledig aanbod aan activiteiten te ontwikkelen, kunnen ze kinderen meer intensief opvolgen en snel bijsturen. Conform het ministerieel besluit tot goedkeuring van een afwijking op de schoolvakantieregeling voor de opleiding kinderbegeleider duaal geldt dus het volgende: de leerling wordt tijdens een schoolvakantie minstens vijf dagen aaneensluitend opgeleid in een instelling voor buitenschoolse opvang voor de leerdoelen inzake vakantiewerking buitenschoolse opvang;
• In het kader van een brede inzetbaarheid van de jongeren op de arbeidsmarkt is er de mogelijkheid om leerlingen voor maximaal ¼ van de werkplekcomponent in een ruimere context relevante werkervaring te laten opdoen (bijvoorbeeld: een werkplek buitenschoolse opvang mag maximaal voor ¼ ingevuld worden met taken binnen de schooltijd of binnen een crèche, maar weliswaar met oog voor de beoogde doelgroep (2- à 2,5-jarigen) en de beoogde activiteiten vanuit de beroepskwalificatie).

Je kan hier een sjabloon downloaden om het opleidingsplan van de leerling duaal vorm te geven.