In alle leerplannen wiskunde van het so staat een leerplandoel over het oplossen van problemen. We willen leerlingen leren om problemen binnen verschillende contexten op te lossen gebruikmakend van hun wiskundige kennis en vaardigheden. We geven hiervan een voorbeeld.
In de A-finaliteit wordt het leerplandoel over het oplossen van problemen als volgt geformuleerd:
De leerlingen lossen vanuit betekenisvolle contexten problemen op door wiskundige concepten en vaardigheden in te zetten.
In het document ‘Oplossen van problemen in de B-stroom en A-finaliteit’ vind je meer duiding bij dit leerplandoel.
In onderstaande opdracht over kijkcijfers in Vlaanderen staan we stil bij een aantal mogelijke oplossingsstrategieën.
Op 15 januari keken in Vlaanderen 663 936 mensen naar het journaal van 19 uur. Dat was 30% van alle televisiekijkers in Vlaanderen.
Hoeveel mensen keken op dat moment televisie in Vlaanderen?
663 936 kijkers komt overeen met 30% van alle kijkers.
We zijn op zoek naar het totaal aantal kijkers.
Oplossingsmethode 1: regel van drie of voorstellen met een verhoudingstabel
Schematiseren m.b.v. de regel van drie
Op die avond keken er om 19.00 uur in Vlaanderen 2 213 120 mensen naar TV.
Alternatief: voorstellen met een verhoudingstabel
Op die avond keken er om 19.00 uur in Vlaanderen 2 213 120 mensen naar TV.
Oplossingsmethode 2: visueel voorstellen
Op die avond keken er om 19.00 uur in Vlaanderen 2 213 120 mensen naar TV.
Oplossingsmethode 3: schattend rekenen
Er zijn verschillende mogelijkheden om via schattend rekenen deze vraag op de lossen.
Mogelijkheid 1
We stellen dat ongeveer 600 000 Vlamingen naar het journaal keken.
Op die avond keken er in Vlaanderen om 19.00 uur ongeveer 2 000 000 mensen naar TV.
Mogelijkheid 2
Het totale aantal kijkers is iets meer dan 3 keer het aantal kijkers van het journaal. We ronden het aantal Vlamingen die naar het journaal keken af naar 700 000.
Berekening: 700 000 x 3 = 2 100 000
Om 19 uur keken er ongeveer 2 100 000 Vlamingen naar TV.
Mogelijkheid 3
We schatten het totaal aantal kijkers en controleren dit antwoord.
Om 19 uur keken er ongeveer 2 200 000 Vlamingen naar TV.
De essentie is dat leerlingen het onderscheid kunnen maken tussen de vragen “Hoeveel is 30% van…?” en “30% is gelijk aan… Hoeveel is het oorspronkelijke aantal?”. We komen tot de oplossing door dit probleem te visualiseren. Hiervoor kunnen we de regel van drie, een verhoudingstabel of een voorstelling met een staaf gebruiken.