Loes Vandromme claimde dat de afwezigheidsregistratie in het deeltijds kunstonderwijs strenger zou zijn dan in het reguliere basis- en secundair onderwijs. Ze lichtte het nieuwe systeem van de digitale registratie toe (sinds 1 september 2021). Hoe zat dat?
Minister Weyts sprak de stelling van Vandromme tegen: vroeger konden de academies een en ander zelf bepalen, nu was er wel een uniforme regeling conform het feit dat dko wel degelijk onderwijs was. De totale omvang van lestijden in het dko verschilde natuurlijk erg van die in het basis- en secundair onderwijs. Dus opletten met vergelijkingen, was de boodschap van de minister. Hij verwees nog naar de overbruggingslestijden (in de coronacontext). De nieuwe regeling zou worden gemonitord.
Vanuit het veld had vragensteller Vandromme heel wat opmerkingen over planlast als gevolg van de dko-regeling opgevangen: al die attesten die nodig waren om een dko-afwezigheid te legitimeren. Interveniënt Kathleen Krekels sprak van enige groeipijnen van het werken binnen een niveaudecreet. Voor de minister was een evenwicht belangrijk tussen (niet te veel) planlast en (toch voldoende) controle op afwezigheden.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over afwezigheden in het deeltijds kunstonderwijs van Loes Vandromme” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen