Vooraf even dit. Er waren oorspronkelijk drie vragenstellers aangekondigd. Toeval of niet, ze kwamen allemaal uit de meerderheidsfracties. Maar om een voor parlementsvoorzitter Liesbeth Homans en mezelf onbekende reden was vragensteller Jean-Jacques De Gucht niet tot in de Koepelzaal geraakt.
De perspectieven van de twee vragenstellers die wél aanwezig waren, waren enigszins verschillend. Loes Vandromme keek naar de middellange termijn, namelijk: de 25 miljoen euro (aanvankelijk) + 10 miljoen euro (nadien toegevoegd) = 35 miljoen euro, waarvoor (blijkbaar) 20 projectvoorstellen ingediend c.q. goedgekeurd waren. Zij wilde weten hoeveel van die projectvoorstellen betrekking hadden op zgn. inclusieve campussen, waarop zij namens haar fractie steevast het accent legt als belangrijkste oplossing voor de toekomst (ook in het kader van het toekomstige Decreet Leersteun). Kathleen Krekels’ invalshoek betrof de extra (dus naast de 35 miljoen euro) middelen voor de kortere termijn: 2 x 5 miljoen euro = 10 miljoen euro (voor werkings/omkaderingsmiddelen resp. infrastructuurmiddelen). Volgens welke parameters zouden die bijkomende middelen ingezet worden? Nota bene: het persbericht van minister Weyts had het allemaal iets algemener geformuleerd. Voor meer details over de oorspronkelijke capaciteitsmiddelen in het katholiek onderwijs (buitengewoon onderwijs) verwijs ik nog graag naar de informatie op onze website.
Minister Weyts gaf een goed overzicht van de diverse elementen in dit verhaal: de groei van het buitengewoon onderwijs, de al genomen structurele maatregelen rond programmatie van buitengewoon onderwijs en dito infrastructuur, en ten slotte alle nieuwe middelen nu de zgn. capaciteitsmonitor ook de ramingen in het buitengewoon onderwijs in kaart gebracht had. Op de vragen van de vragenstellers antwoordde hij finaal tot hun grote tevredenheid. De focus nu voor de oproep i.v.m. de 10 miljoen euro (deadline: 1 augustus) lag op de grootste noden, namelijk in type 2 en 3 (N.B. Het zou om projectvoorstellen gaan die al grotendeels in de steigers stonden; dus die strakke deadline zou geen probleem vormen, aldus minister Weyts). Voor de 35 miljoen euro (cf. middellange termijn) meldde de minister dat ongeveer de helft van de projecten sloeg op een “mengvorm gewoon-buitengewoon onderwijs”. Op de bijkomende vraag van Kathleen Krekels over communicatie met ouders met het oog op volgend schooljaar antwoordde de minister niet, maar zij ging er zelf niet meer op in.
Vanuit de vijf interveniënten was er hier en daar nog enige kritiek te horen (Kim De Witte en Johan Danen). Steve Vandenberghe vroeg aandacht voor extra leraren (naast de stenen). Inderdaad, zonder hen zouden extra stenen niet veel zin hebben, maar de minister ging er voorts niet expliciet op in. Bij afwezigheid van Jean-Jacques De Gucht gaf diens partijgenoot Maurits Vande Reyde dan maar positieve kritiek op de zaak, maar vroeg nog of een en ander klaar zou zijn tegen september. Jan Laeremans ten slotte was ook positief, maar verlegde de aandacht ook nog naar de kwaliteit van het buitengewoon onderwijs met de Onderwijsspiegel 2020 in de figuurlijke hand. Op dat stuk beperkte minister Weyts zijn antwoord tot de melding dat aan het ontwerpdecreet Leersteun gewerkt werd. Afwachten of die beloofde eerste principiële goedkeuring voor het zomerreces er zou komen.
Lees de bespreking van de “Actuele vraag over de extra plaatsen in het buitengewoon onderwijs van Loes Vandromme, over de extra werkingsmiddelen voor personeelsleden in het buitengewoon onderwijs van Kathleen Krekels en over de capaciteitsdruk in het buitengewoon onderwijs van Jean-Jacques De Gucht” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen