28 oktober 2021 – Corona en IDP

Als tweede gespreksonderwerp van deze commissievergadering was het de beurt aan… corona. Meer bepaald, de relatie met leerachterstand, waarover het ook al eerder ging. Maar na het tweede coronaschooljaar was er een nieuw onderzoek van Kristof De Witte en Letizia Gambi (KU Leuven) over de resultaten van onze IDP. In september 2020 hadden De Witte en Joana Maldonado voor de eerste editie van dat onderzoek gezorgd. Drie onderwijscommissarissen hadden vragen om uitleg ingediend: Johan Danen, Koen Daniëls en Roosmarijn Beckers. Inzake de leerachterstand zou de ruimere organisatie van zomerscholen in de zomer van 2021 een positieve impact laten zien. Bij de zwakst presterende leerlingen werd voor wiskunde zelfs een leerwinst vastgesteld, terwijl de sterkste leerlingen een grotere vertraging opgelopen hadden. Dat was de insteek van de vragen van Johan Danen. Koen Daniëls besteedde meer aandacht aan de resultaten voor talen (met name daarbij, niet onterecht, het ruime belang van begrijpend lezen), maar herhaalde ook een en ander i.v.m. de zomerscholen. Roosmarijn Beckers voegde nog de impact van de mondmaskerplicht toe aan het talenverhaal en verwees naar de zgn. Bijsprong (cf. ook de verlenging van die operatie). De vragen van alle drie waren grotendeels gelijklopend: wat haalde minister Weyts uit de Leuvense onderzoeksresultaten en hoe zat dat met de zomerscholen in de verdere toekomst?

Hij herhaalde de belangrijkste onderzoeksresultaten (negatief en positief) en wees op de positieve impact van de zomerscholen. De kwestie van de leervertraging van de “sterksten” voor wiskunde werd door het onderzoek wel niet uitgeklaard, waarmee de minister meteen het verband legde naar “zijn remedies”: ambitieuze eindtermen en Vlaanderenbrede proeven als een begin (nwvr: mijn cursivering) om de kwaliteitsdaling te doen keren. Zijn voorzichtige formulering viel mij op. Over die remedies is al veel gezegd, maar wegens de complexiteit ervan zeker (nog) niet het laatste woord, zoals ook mocht blijken uit de vergadering van de stuurgroep in kwestie de dag na deze commissievergadering… De minister wees ook op het belang van het rapport van de Commissie-Brinckman (van de dag voordien), dat voorwerp was van een latere vraag om uitleg in deze commissievergadering. Tot slot somde hij een aantal al ondernomen acties op. Daarbij viel terecht ook de belangrijke kwestie van het verband tussen leesvaardigheid en wiskunde, maar ging hij vooral in op de zomerscholen.

Soms in meerdere, soms in iets mindere mate werd het enthousiasme over de zomerscholen gedeeld in de replieken en tussenkomsten. De resultaten van de toppresteerders (ook in PISA) kreeg de nodige aandacht. Interveniënt Hannelore Goeman wilde nog bijkomend weten hoe het project “Leerbuddy Vlaanderen” geëvalueerd zou worden. Interveniënt Loes Vandromme benadrukte dat er voor de (centrale) Vlaamse proeven geenszins van een wit blad vertrokken hoefde te worden en dat m.b.t. de zomerscholen de eerste prioriteit toch moest blijven liggen bij het reguliere onderwijs.

“Leerbuddy Vlaanderen” zou worden versterkt, aldus minister Weyts. Idem voor de zomerscholen, samen met minister Somers (spreiding en scope ervan). Hij eindigde met een interessante gedachte over de sterkst presterenden (cf. ook het rapport van de Commissie-Brinckman).

Hoewel men het nog bezwaarlijk een slotwoord kon noemen, kan ik niet anders dan uit dat van vragensteller Daniëls zijn twee punten hier expliciet te belichten. Eén. Als ik hem goed begreep wat de prachtige metafoor van het gewogen varken betrof, pleitte hij nu (vooral) voor zgn. formatieve centrale toetsen. Dat is genoteerd. En twee. Zijn (niet nieuwe) verklaringen over vrijheid waren wat dubbelzinnig: enerzijds vond hij opnieuw dat de vrijheid, inzake onderwijskwaliteit, niet gewerkt had (nwvr: ik ben wel erg benieuwd of hij zich ook analoog zal opstellen, als later zou blijken dat al het geplande overheidsoptreden het tij ook niet gekeerd zou hebben…); maar anderzijds zou hij dan weer de vrijheid “niet zo hard met de vinger willen wijzen” (sic). In Standaardnederlands heeft “iets met de vinger wijzen” een negatieve connotatie. Dat niet willen doen, heeft dus een positieve connotatie ten aanzien van het voorwerp in kwestie. Maar bedoelde Daniëls dat dan? Tegen wie hij ageerde, dát was wél kristalhelder en is, alweer, genoteerd.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio