Loes Vandromme schetste met enkele cijfers de toename (voor abonnees) van het aantal leerlingen dat huisonderwijs genoot. Ze herinnerde ook aan een vraag om uitleg van Roosmarijn Beckers over het thema op 22 oktober 2020. Vanwaar die stijging en zou er verder onderzoek gedaan worden naar de motieven van de betrokken ouders?
Minister Weyts wilde de zaak kwantitatief toch wat nuanceren: ondanks de stijging ging het nog altijd om een marginaal aantal. De verlaging van de leerplichtleeftijd naar vijf jaar had de cijfers wellicht al in beperkte mate beïnvloed. Het gevraagde onderzoek lag om meerdere redenen moeilijk. In ieder geval was huisonderwijs aan allerlei regels en controles door de Onderwijsinspectie onderworpen, allemaal in het belang van het kind en zijn recht op kwaliteitsonderwijs. Evaluatie van de leerlingen in huisonderwijs (weliswaar anders voor basisonderwijs dan voor secundair onderwijs) was duidelijk geregeld.
Vragensteller Vandromme zei toch heel wat nuttigs te leren uit gesprekken met de betrokken ouders en het Vlaams HuisonderwijsVerbond (of ook wel: de Vereniging voor Huisonderwijzers Vlaanderen vzw): sommige kinderen zouden op die manier openbloeien en kansen krijgen. Via die weg zouden er toch mogelijkheden kunnen zijn voor het gevraagde onderzoek. Vandromme vroeg zich nog af hoe het kwam dat er alleen tot 2017 rapporten van de Onderwijsinspectie over het huisonderwijs te vinden waren.
Interveniënt Kathleen Krekels betreurde dat aan kinderen met ASS of hoogbegaafdheid, voor wie nogal eens voor huisonderwijs gekozen wordt, nog te vaak geen adequaat antwoord geboden kon worden in het gewoon onderwijs. Kon de situatie van huisonderwijs ook voor zulke kinderen beter in beeld gebracht worden door de Onderwijsinspectie?
Minister Weyts viel wat in herhaling. De rapportenkwestie zou hij moeten bekijken (misschien een zaak van privacy, maar ja, tot 2017 bestonden de rapporten wél, zo herhaalde vragensteller Vandromme later). Ten slotte wees de minister op het argument van de sociale vorming, dat in huisonderwijs misschien toch wat moeilijker lag. Dat laatste begreep vragensteller Vandromme ook wel, maar toch concludeerde zij: “Kinderen die door naar school te gaan psychisch echt zo sterk onder de indruk zijn, dat gaat maar om een beperkt aantal, maar daar moeten we echt uit leren hoe we ervoor kunnen zorgen dat er ook in een gewone klas minder prikkels zijn en dat ook voor die kinderen gepast onderwijs aangeboden kan worden. Maar als er een oplossing is gevonden om dat thuis te doen, dan denk ik dat we daar alle respect voor moeten hebben.”
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het stijgende aantal leerlingen in huisonderwijs van Loes Vandromme” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen