De vraag van Koen Daniëls was natuurlijk een een-tweetje met “zijn” minister, maar dat was hen gegund. Alleen… wat was de facto eigenlijk het novum, zoals de minister weleens zegt, van de ‘nieuwe’ maatregel in kwestie, waarover we haast per definitie heel recent in de media konden lezen? Ik probeer voor de verandering eens puntsgewijs enkele essentiële elementen uit het ‘debat’ te vatten:- vragensteller Daniëls had gelijk met zijn stelling dat dit een al eerder goedgekeurde maatregel was in het kader van de modernisering secundair onderwijs; volgens mij vergiste hij zich wel in de datum waarop de Vlaamse regering het ontwerp van besluit (BVR) goedgekeurd had (niet op 22 juli 2022, zoals hij zei, maar op 15 juli 2022);
- Daniëls’ concrete vraag (hoe ervoor zorgen dat men weet dat dit vigerende regelgeving is) was eigenlijk nogal een open deur intrappen, want uiteraard, zoals de minister ook zelf antwoordde, waren er de gebruikelijke kanalen geweest (omzendbrief, webinar, website met “Nieuwe regelgeving”, Ronde van Vlaanderen);
- maar toch… de onduidelijkheid in de recente communicatie leek mij haast uitsluitend te zitten in de formulering “B-attest” (aan het eind van het eerste jaar secundair onderwijs) in plaats van “oriënteringsattest A” (weliswaar met clausulering), zoals in artikel 70 van het bewuste BVR staat en zoals interveniënt Loes Vandromme aanstipte;
- veel belangrijker trouwens vond ik de nadruk bij de minister op de autonomie van de klassenraad, die mij bij hem groter leek dan bij vragensteller Daniëls en waardoor een klassenraad in de praktijk er nog altijd voor kan opteren om leerlingen wat meer tijd te gunnen zodat toch pas aan het eind van de eerste graad een definitieve evaluatiebeslissing en dito studiebekrachtiging tot stand komt (lees: toch nog altijd een soort graadevaluatie, zoals interveniënt Gwendolyn Rutten opmerkte met haar Much Ado About Nothing); vragensteller Daniëls bleef daarentegen alsmaar hameren op de leerjaarevaluatie in artikel 59 van het BVR, waarmee een klassenraad natuurlijk óók rekening moet houden, maar die volgens mij toch enigszins flexibel toegepast kan worden naargelang van de noden in een concrete situatie en die beslissing komt de klassenraad toe, dus…;
- de bijkomende vraag van interveniënt Jan Laeremans over het risico dat een “bepaalde speler” weer naar het Grondwettelijk Hof zou trekken wegens ongrondwettelijkheid (N.B. Bij mijn weten kan tegen een BVR sowieso niet geageerd worden bij het Grondwettelijk Hof, maar goed…) en de geruchten die vragensteller Daniëls opving over een “bepaalde koepel en de begeleiding” hadden het wellicht over dezelfde onderwijskoepel…; mijn gevoel zegt mij dat in de voorafgaande communicatie vooral een bepaalde, negatieve teneur van de minister (naast de onduidelijkheid) voorwerp van kritiek was (N.B. Die teneur hoorde ik bij hem nu veel minder tot niet) en dat weliswaar de formele graadevaluatie inderdaad verlaten werd, maar dat de autonomie van de klassenraad heel wat flexibiliteit blijft mogelijk maken; Much Ado About Nothing dus…