20 januari 2022 – Ontwerpen van decreet over het inschrijvingsrecht in het gewoon onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en over bijkomende maatregelen inzake voorrangs- en ordeningscriteria : een persoonlijk commentaar

Deze bespreking was het vervolg op die van een week eerder: toen werd het “algemene” Inschrijvingsdecreet (buiten Brussel) behandeld. Nu was het de beurt aan de twee andere, toen aangekondigde ontwerpdecreten in dezelfde sfeer, maar dan met betrekking tot het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en bijkomende maatregelen inzake voorrangs- en ordeningscriteria. Veel van de algemene Vlaamse regeling was ook van toepassing op “Brussel”, maar er waren ook specifieke zaken voor “Brussel”. Ik leerde alvast iets dankzij minister Weyts, dat politiek niet onbelangrijk was/is en dat ik uit het oog verloren was, mea culpa: in mijn commentaar vorige keer had ik al wel melding gemaakt van het belangenconflict rond het bestaande (maar later uitgestelde) decreet van 17 mei 2019 (dus aan het eind van vorige legislatuur), maar nadien was de Franse Gemeenschap (COCOF) blijkbaar ook naar het Grondwettelijk Hof gestapt voor een vernietigingsprocedure. In die procedure was het nog wachten op een uitspraak. Dat speelde trouwens een rol in een bepaalde maatregel in het voorliggende ontwerpdecreet over “Brussel” (cf. infra).

Eerst enkele zaken i.v.m. het ontwerpdecreet over bijkomende maatregelen inzake voorrangs- en ordeningscriteria. Cruciaal daarin waren, zoals de week voordien bij de algemene regeling, meer vrijheid (en dus minder ‘Brussels’ centralisme) voor (bepaalde) gemeenten, vooral in de Vlaamse Rand, en de onderliggende rationale i.v.m. de druk op de onderwijskwaliteit én i.v.m. een maximale vrije schoolkeuze. Door omstandigheden kan ik hier geen beeld tonen van minister Weyts’ presentatie. Wat later in de vergadering ontglipte hem overigens dit zinnetje: “De Digisprong heeft mij nog niet bereikt.”, maar dat terzijde.

De kern van dit eerste ontwerpdecreet staat netjes uitgeschreven in de memorie van toelichting (MvT) op p.4:

“In het basisonderwijs kan het criterium ‘afstand’ omschreven worden als leerlingen die ook gedomicilieerd zijn in de dezelfde gemeente als de vestigingsplaats. De Vlaamse Regering kan de gemeenten waar deze invulling van afstand van toepassing is, afbakenen en rekening houden met de leerlingenstromen.

Voor bepaalde Vlaamse gemeenten voorziet het decreet een bijkomende facultatieve voorrang in 1A/1B van 70 procent voor leerlingen die reeds minstens vanaf de leeftijd van 3 jaar, ieder jaar Nederlandstalig basisonderwijs volgden. De Vlaamse Regering bepaalt deze gemeenten. Deze gemeenten dienen nabij een gewest- of landsgrens te liggen.” Daarrond draaide dan ook de belangrijkste discussie tijdens de bespreking. Er was wel een consensus over het feit dat een inschrijvingsdecreet geen oplossing bood voor het capaciteitsprobleem.

De voorrangsregelingen gaven geen voorrang aan Nederlandstaligen, dus het ging niet om een taalvoorrang, zoals Jan Laeremans wilde (vergelijkbaar met die in Brussel), maar om een voorrang voor leerlingen uit de eigen gemeente (basisonderwijs) of tot een bepaald percentage voor leerlingen die vanaf 3 jaar Nederlandstalig basisonderwijs gevolgd hadden (1A/1B van het secundair onderwijs). Laeremans’ Brusselse taalvoorrangswens was overigens juridisch onmogelijk in de Vlaamse Rand, nét omdat, anders dan in de Vlaamse Rand, in Brussel er wél een keuze mogelijk was tussen Nederlandstalig en Franstalig onderwijs. Ondanks de mazen in het net vond Laeremans de nieuwe regeling toch al een eerste aanzet.

Dat lag duidelijk anders voor Hannelore Goeman en Stijn Bex. Zij vonden dat de problemen met dit ontwerpdecreet (N.B. Die kritiek kwam ook terug bij het ontwerpdecreet over “Brussel” later.) niet opgelost werden en herhaalden daarbij de kritiek van Vooruit en Groen van een week eerder over de algemene inschrijvingsregeling. Het was au fond een probleem van capaciteit en er zou niet ineens een nieuw blik Nederlandstaligen opengetrokken kunnen worden om in scholen de bedoelde “kritische massa Nederlandstaligen” te realiseren. Ze probeerden met concrete cijfers hun kritiek te onderbouwen en vroegen zich af of de nieuwe regeling wel de toets van het Grondwettelijk Hof zou doorstaan (cf. gelijkheid, proportionaliteit). Ze wilden ook al weten welke gemeenten in het latere besluit van de Vlaamse regering zouden staan.

Minister Weyts repliceerde plastisch dat er voldoende water in het integratiebad moest zijn. Voor de druk op de onderwijskwaliteit verwees hij naar de PISA-resultaten. De “max. 70%”-regel in het secundair onderwijs was juridisch solide, want een proven concept in Brussel. De maatregel zou ook de kleuterparticipatie verhogen, aldus de minister. Het ging erom een meer billijke verdeling te maken van de beschikbare plaatsen. Het was niet alleszaligmakend, maar alleszins een verbetering. En voor het capaciteitsprobleem zou hij de al gedane inspanningen nog opvoeren. Het kunnen voortzetten van je Vlaamse basisonderwijsloopbaan in het Vlaamse secundair onderwijs vond de minister alleszins een belangrijk argument pro deze regeling.

Er was wat verwarring bij de stemming, maar finaal stemde Vlaams Belang mét de meerderheidsfracties vóór de twee (technische) amendementen. Vlaams Belang onthield zich bij de stemming over de artikelen en het geheel. De twee andere oppositiefracties stemden tegen. Althans, daar ging ik vanuit, want in dit online format is zo’n stemming eigenlijk niet te volgen.

Het Brusselse ontwerpdecreet dan. Hier kan ik wel, zij het een wat onorthodoxe en soms moeilijk leesbare versie ervan, bezorgen van de presentatie van de minister. Deels golden ook hier de principes van het algemene Inschrijvingsdecreet en deels enkele specifieke zaken voor Brussel. Die laatste waren: voorrang voor Nederlandstaligen (nu wél een taalvoorrang), het principe van samen aanmelden (zoals in Antwerpen en Gent om dubbele inschrijvingen te vermijden) en bekrachtiging van de piste voor ondervertegenwoordigde groepen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC; i.p.v. de gemeenteraad in het Vlaams Gewest). Het ging dus eigenlijk deels om dezelfde punten die al in het decreet van 17 mei 2019 stonden: voorrang voor Nederlandstaligen van 55% naar 65% en voor wie 9 jaar Nederlandstalig basisonderwijs gevolgd had (15%) (waarbij de verplichte volgorde van de verschillende voorrangsregels in slide 6 werd getoond). Hier werd niet de formule van “vanaf 3 jaar…” (ten behoeve trouwens van hoogbegaafden die ‘versneld’ hadden) gebruikt, zoals in het ontwerpdecreet hierboven. De verklaring? Die ‘oude’ formule stond zo in het door de COCOF bestreden decreet en omdat de procedure bij het Grondwettelijk Hof daarover nog liep, was het aangewezen om nu diezelfde formulering hier te behouden.

Hannelore Goeman en Stijn Bex waren even kritisch voor dit Brusselse deel van het decretale verhaal als voor het voorafgaande deel over de Vlaamse Rand en omgeving. Het was geen oplossing voor de problemen. Men moest naar de feiten (met soms erg gedetailleerd cijfermateriaal) kijken. Door de afschaffing van de dubbele contingentering en door de voorrangsmaatregelen (65%-voorrang als “een onzinnige symboolmaatregel om de vrije schoolkeuze te verbeteren”) werd gevreesd voor nog meer dualiteit in het onderwijsveld: gegoede, witte scholen versus kansarme, zwarte scholen. Opnieuw: het ging om een capaciteitsprobleem, waarbij te veel ouders wilden kiezen voor een klein aantal populaire scholen. Die ouders moesten meer overtuigd worden van het belang van een school in de buurt (à laSchool in zicht”), maar daarvoor moest er overal voor sterk onderwijs gezorgd worden. Goeman verweet minister Weyts een confrontatiemodel ten aanzien van de Franstaligen, wat die later natuurlijk niet over zijn kant liet gaan... De nieuwe regels waren nuttig voor slechts een handvol ouders. “Samen aanmelden” werd wél positief bevonden.

Jan Laeremans wilde, zoals in het eerste deel, ook hier veel verder gaan met de voorrang en benadrukte het belang van duidelijke communicatie over die volgorde in de diverse voorrangsregels. Loes Vandromme zou, net zoals het eerste ontwerpdecreet, ook dit tweede mee goedkeuren. Heel wat zaken stonden al in het decreet van 17 mei 2019, maar ook zij beklemtoonde nogmaals dat dit alles nooit een oplossing kon zijn voor de capaciteitsproblematiek: niet in Brussel, maar ook niet elders. Ze apprecieerde wel de grote inspanningen van de Vlaamse overheid in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel en wilde nog weten wat de stand van zaken was in de vermelde procedure bij het Grondwettelijk Hof, maar daarop kwam geen antwoord meer. Koen Daniëls kwam nog tussen met een verwijzing naar o.a. de maximale keuzevrijheid voor de ouders. Wat hij precies bedoelde met “het debat was nu professioneler verlopen dan in het verleden”, begreep ik niet, maar mijn geheugen is ook niet meer wat het geweest is.

Minister Weyts vroeg aan Goeman en Bex, inzake hun vrees i.v.m. de afschaffing van de dubbele contingentering (cf. ook een week eerder), of zij dan geen vertrouwen hadden in de scholen zelf, het LOP en de VGC. Hij had dat vertrouwen wél en bleef zijn argumenten vóór deze aanpassingen herhalen. Zijn repliek werd ook nog even communautair: de COCOF kon beter haar geld aan kinderen geven (cf. ook 6 Brusselse gemeenten die nog altijd geen Nederlandstalig basisonderwijs organiseerden) dan aan advocaten voor procedures bij het Grondwettelijk Hof. En ook nog, toen Bex en Goeman elkaar even politiek ‘geprikt’ hadden over de bereidheid van Brusselse gemeenten om Nederlandstalig onderwijs te organiseren (nwvr: hun partijen zitten samen in de Brusselse regering), merkte de minister ironisch en met zijn intussen bekende glimlach op dat hij wel wilde helpen… Waarna nog enkele ‘technische’ amendementen en het ontwerpdecreet aangenomen werden, maar de precieze details daarvan zullen we pas later kunnen raadplegen op de website van het Vlaams Parlement.

Ten slotte, als toemaatje een laatste politiek feit: Hannelore Goeman wees er eerder in de vergadering politiek nog fijntjes op dat de Brusselse Open Vld’er en minister Sven Gatz ook erg kritisch was geweest over de zaak, terwijl hier de Open Vld daarover niet repte… Stijn Bex en Annabel Tavernier hadden dat ook al vóór Goeman gedaan. Sterker nog, Tavernier meldde dat een andere Brusselse Open Vld’er en ex-minister, Guy Vanhengel, blijkbaar over Zuid-Afrikaanse apartheid gesproken had in dit verband en wilde daar nu toch eens ferm tegen reageren. Soms zijn commissievergaderingen boeiender dan anders… Inderdaad, terwijl Jean-Jacques De Gucht overigens enigszins onschuldig nog tussengekomen was in het eerste deel van de commissievergadering, was het nu weer #waarisJean-Jacques?...

Je kunt, zoals steeds, de video van de bespreking en de stemming bekijken.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio