Johan Danen vertrok van een vrije tribune (voor abonnees) van professor Dooms in De Tijd naar aanleiding van de resultaten van de wiskundepeiling in het basisonderwijs. Hij haalde uit die opiniebijdrage enkele interessante elementen om finaal bij minister Weyts te polsen naar het voorstel van professor Dooms: de oprichting van een expertisecentrum wiskunde dat wetenschappelijk onderbouwde wiskundemethodes zou identificeren en in lesmaterialenpraktijk zou omzetten naast inzetten op inhoudelijke onderwijsprofessionalisering. Hiermee zaten we natuurlijk ook weer midden in het verhaal van onderwijskwaliteit, de commissie-Brinckman en de commissie-De Man. Herhaling dreigde.
“Voor zover ik daar nog iets over mag zeggen…”, zo begon minister Weyts, met een duidelijke verwijzing naar het eerder binnengelopen nieuws over dat arrest van het Grondwettelijk Hof, waarover ik het elders heel even had. Hij gaf alleszins heel terecht aan dat wiskunde(onderwijs) inderdaad au fond ook een kwestie was van abstracte concepten en abstraheringsvermogen en schetste de slingerbewegingen in de geschiedenis van het Vlaamse wiskundeonderwijs tot en met de nieuwe eindtermen. Eén ding vond ik wel vreemd in zijn toelichting: dat het abstracte wiskundeprogramma van eind jaren ’60 tot eind jaren ’80, met weinig tot geen concrete toepassingen, zou geleid hebben tot het ontbreken van essentiële rekenvaardigheden bij leerlingen. Als ex-leerling (afstudeerjaar 1979) had ik bij mezelf toch niet dat gevoel, maar wij hadden natuurlijk wel goed leren rekenen in de lagere school zoveel jaren voordien. Soit.
Voorts zou minister Weyts zo snel mogelijk naar buiten komen met het rapport van de commissie-De Man, oftewel de kwaliteitsalliantie (ook al meermaals ter sprake gekomen in deze commissie). Hij had februari 2022 een onderzoeksopdracht gegund aan Thomas More Hogeschool en KU Leuven: over essentiële kenmerken van kwaliteitsvolle leermiddelen in het onderwijs en hoe die praktijkgericht vertaald konden worden. En er was de inspiratiebron van de Londense Education Endowment Foundation (ook al eerder te sprake gekomen) voor een gelijkaardige Vlaamse versie (lees: het kenniscentrum/expertisecentrum waarover ook het rapport van de commissie-Brinckman sprak).
Er kwamen nog enkele bijkomende reacties en vragen, met name over: hoe bevindingen van zo’n kenniscentrum Vlaanderenbreed verspreid konden worden in het onderwijsveld, over het statuut/concept van zo’n kenniscentrum mét aandacht voor al bestaande actoren (hogescholen, universiteiten, lerarenopleidingen, koepels en pedagogische begeleidingsdiensten), zelfs over kansberekeningspelletjes in het Canadese kleuteronderwijs (nwvr: bij mijn weten de eerste tussenkomst van Els Ampe (Open Vld) in deze commissie) als pleidooi om in het kleuteronderwijs niet alleen aandacht te hebben voor taal maar ook voor wiskunde.
Minister Weyts kon de brede aanpak van het kenniscentrum beamen en vragensteller Danen hoopte op een permanent karakter voor het kenniscentrum.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de oprichting van een expertisecentrum wiskunde van Johan Danen” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen