15 oktober 2020 – Lgbtqia+-leerlingen

Na Jean-Jacques De Gucht in de commissievergadering van 11 juni 2020 was het nu de beurt van Maxim Veys om een vraag om uitleg te stellen, en wel specifiek naar aanleiding van de open brief van Joris Nitelet, een 18-jarige pas afgestudeerde scholier en nu UGent-student, aan onderwijsminister Weyts op 3 september 2020. Voor ik op de bespreking zelf inga, graag alvast deze reflectie. Hoewel er geen twijfel over kan bestaan dat dit een belangrijk thema is, zeker ook voor onderwijs, vond ik deze passage in de vergadering een typisch voorbeeld van de beperktheid van de maakbaarheid van de samenleving door de overheid. Dat laatste is nochtans iets waar niet weinig mensen, zelfs in erg absolute termen, van overtuigd zijn. Voor alle duidelijkheid: ja, de samenleving is (ten dele) maakbaar, en ja, de overheid speelt daarin ook een rol, soms meer soms minder, ja, het is de opdracht van de overheid om voor bepaalde zaken belangrijke voorwaarden in te vullen opdat de zaak in kwestie vervolgens door andere actoren al of niet succesvol (want dat is vaak niet gegarandeerd) concreet gerealiseerd kan worden. Zeg maar, de overheid zorgt ervoor dat een aantal noodzakelijke voorwaarden voor de zaak vervuld zijn, maar daarmee zijn dat nog niet per se ook voldoende voorwaarden. Er is vaak veel meer daarvoor nodig, wat niet stuurbaar is door de overheid en zelfs soms evenmin door mensen. Maakt zoiets moedeloos en wanhopig? Nee, niet noodzakelijk. Moeten we blijven proberen voor een goede zaak? Ja, zonder enige twijfel.

Joris Nitelet had dus een brief aan de minister geschreven over een goede zaak. Tenminste, zo goed ging het nog niet, vandaar net zijn brief. Van een verwijzing naar een çavaria-enquête als aanleiding, zoals vragensteller Veys vermeldde, zag ik in de brief niet meteen een spoor, maar graag verwijs ik hier naar een iets oudere çavaria-enquête (vermoedelijk bedoelde Veys die, zoals Kathleen Krekels later in het gesprek ook aanhaalde) en voeg nog twee andere documenten toe: het beleidsplan 2021-2025 van çavaria en een recentere (april 2020) enquête tegen de achtergrond van de lockdown tijdens de coronacrisis. Joris Nitelet stelde dat er nog heel wat werk aan de winkel (van het onderwijs) was en deed daarbij ook enkele constructieve voorstellen. Vragensteller Veys had een waslijst aan vragen voor minister Weyts, met ook verwijzing naar de beleidscontext van het Vlaams Actieplan ter Bestrijding van Seksueel Geweld en het Horizontaal integratie- en gelijkekansenplan. En ook nog heel concreet: ondersteunde de minister het initiatief van PAARS.today om de Internationale Dag Tegen Holebi- en Transfobie (IDAHOT) ingang te doen vinden in alle scholen in Vlaanderen om het thema nog meer op de kaart te zetten? Zou de minister het Departement Onderwijs aansporen om deel te nemen aan de volgende Pride?

Minister Weyts vond het betreurenswaardig dat de betrokken thematiek soms weinig tot niet aan bod kwam op de scholen, of dat het aldus ervaren werd. Voor onderwijs ging het uiteindelijk om het al dan niet zorgvuldig omspringen met eindtermen. Inderdaad, een overheidsopdracht (cf. supra). Vervolgens ging hij in op de andere plaatsen waar de overheid actief was, wat het voorliggende thema betrof (o.a. de samenwerking met en de financiële ondersteuning van de studiedienst KLIQ vzw). De campagne PAARS was een lovenswaardig project, maar de minister hoedde er zich voor die van bovenaf op alle scholen te introduceren. Inderdaad, géén overheidsopdracht (cf. supra). Voor de vraag over de volgende Pride hield hij de boot af, maar verwees wel naar het engagement van bijvoorbeeld Klasse.

Volgens vragensteller Veys zou briefschrijver Joris Nitelet niet ontevreden zijn met het antwoord van de minister, maar gelijk toch niet tevreden zijn (met de situatie). Daar wees hij inderdaad op een cruciaal verschil tussen wetgeving (van de overheid) en een mentaliteit, een maatschappelijke situatie of hoe men dat ook wil noemen. Tussen haakjes, lgbtqia+ was dan strikt genomen geen acroniem (wel een afkorting), maar een tongbreker was het zeker. Ik vond dus het voorstel van Veys (“regenbooggemeenschap”) niet slecht, zeker als er in de toekomst nog “iets anders achter” zou komen... Zijn bijkomende vraag betrof de twee interfederale nationale actieplannen in dit verband.

Ook de vraag van interveniënt Jean-Jacques De Gucht ging over dat laatste en voorts over het Horizontaal gelijkekansen- en integratiebeleidsplan. Interveniënt Kathleen Krekels keek uit naar de volgende çavaria-enquête. Ze vroeg hoe çavaria scholen probeerde te bereiken die er minder voor openstonden om te werken rond genderbewustzijn en lgbtqia+-jongeren? Interveniënt Johan Danen ten slotte wilde meer diversiteit in het lerarenkorps zelf, wat het thema hier betrof.

Minister Weyts ging kort in op de coronacontext, wees op nog enkele andere cijferbronnen en op het interfederaal actieplan rond seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Begin 2021 zou dat worden goedgekeurd op het niveau van de gemeenschappen en vervolgens ook van de federale overheid.

Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over lgbtqia+-leerlingen in het onderwijs van Maxim Veys” aan minister Ben Weyts.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio