Drie vragen om uitleg over een onderwerp dat nog volop in het legistieke circuit zat. Formeel ging het om het voorontwerp van decreet houdende het hybride onderwijs in het secundair onderwijs. Gemakshalve heb ik dat hierboven afgekort tot voorontwerp van decreet Afstandsonderwijs. Op 27 september 2022 was het advies van de Vlor over de eerste versie van die tekst gepubliceerd. Op 28 oktober 2022 had de Vlaamse regering de aangepaste tekst goedgekeurd en voor advies naar de Raad van State gestuurd. Ook het Kinderrechtencommissariaat had geadviseerd (20 oktober 2022), na al een eerder advies in ‘coronatijd’ (9 maart 2021). Vlaams Parlementslid Els Ampe, die we niet zo vaak zien in de Onderwijscommissie (nwvr: zij is dan ook ‘slechts’ plaatsvervangend lid) had er al een actuele vraag over gesteld in de plenaire vergadering van 5 oktober 2022.
Hoe zou minister Weyts de verdere opvolging doen na die adviezen? Wat met kwetsbare leerlingen? Kwam er een specifiek kwaliteitskader? Hoe garanderen dat afstandsonderwijs niet ingezet zou worden als remedie tegen het lerarentekort of capaciteitstekorten? Wat met een klachtenprocedure? Wat met verzekeringsaangelegenheden, wanneer leerlingen aan afstandsonderwijs deden?
Eigenlijk stond veel (om niet te zeggen alles) van wat minister Weyts antwoordde in de voorlopige decretale tekst, die overigens publiek beschikbaar was. Het was dus weer zowat de situatie als we recent zagen met de vraag om uitleg van Steve Vandenberghe over doorverwijzingen naar het buitengewoon onderwijs op 27 oktober 2022. Ook daar was het relevante voorontwerp van decreet (Leersteun) nog hangende.
De minister schetste dus hier opnieuw het waarom van het kader voor afstandsonderwijs (in het secundair onderwijs), de betekenis van de Digisprong in dit verband en de (beperkende) vijf randvoorwaarden, zoals ze in de voorlopige decretale tekst stonden. Niet het lerarentekort noch de hoge energiefacturen waren motieven voor dit voorontwerp van decreet, wél de zorg om de onderwijskwaliteit in deze zin dat afstandsonderwijs een zinvolle aanvulling kon zijn bij contactonderwijs op school.
Maar dat volstond niet voor de parlementsleden. Na die eerste 20 minuten zou de verdere bespreking nog eens 25 minuten in beslag nemen, maar dat terzijde. Naast omstandige herhalingen van de gekende bezorgdheden werd mijn aandacht meer getrokken door enkele specifieke elementen:
Hoe dan ook, er zou goed gecommuniceerd worden over deze nieuwe decretale regeling. Ze zou, zij het pas in 2027-2028, ook geëvalueerd worden. Én de Onderwijsinspectie zou goed toezicht houden binnen de context van het zgn. OK, net zoals voor diverse andere kwaliteitszaken bij doorlichtingen.
Och ja, misschien ten slotte ook nog kort dit. Interveniënt Hilâl Yalçin had de minister nog gevraagd naar de mogelijkheden in het basisonderwijs, waarop de minister antwoordde dat er ook in het basisonderwijs occasioneel toch ook wel wat mogelijk was via afstandsonderwijs. Geïnspireerd door de actualiteit van 9 november, zei hij, zelfs bij herhaling: “Bijvoorbeeld bij een politieke (nwvr: mijn cursivering) staking…” Was finaal niet élke staking politiek, ‘zag’ ik mezelf denken, maar misschien ben ik (politiek) ietwat naïef. Dat zou kunnen natuurlijk.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het advies van het Kinderrechtencommissariaat over het decreet Afstandsonderwijs van Elisabeth Meuleman, over het ontwerp van decreet voor interactief afstandsonderwijs van Karolien Grosemans en over het inzetten van afstandsonderwijs om de werkdruk bij leerkrachten te verlagen van Hannelore Goeman” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen