Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit
LPD 3 De leerlingen lichten de courante westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten, in het bijzonder van de moderne en de hedendaagse tijd. LPD 4 De leerlingen lichten de courante westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten, in het bijzonder van de moderne en de hedendaagse tijd. LPD 4 De leerlingen lichten de courante westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten, in het bijzonder van de moderne en de hedendaagse tijd.
Het is onvermijdelijk dat je geschiedenis vanuit een bepaald perspectief bekijkt. In onze samenleving gebruiken we een bepaald systeem van periodisering en het is niet onlogisch dat leerlingen daarmee kennismaken. Andere doelstellingen laten leerlingen beseffen dat het om een perspectief gaat en dat er ook andere mogelijkheden of perspectieven zijn.
De leerlingen kennen letterlijk de westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten. De periodes zijn de prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en de hedendaagse tijd.
Merk op dat dit leerplandoel voor alle finaliteiten helemaal hetzelfde is.
De namen van twee periodes zijn aangepast ten opzichte van de oude leerplannen: de nieuwste tijd werd de moderne tijd, de eigen tijd werd de hedendaagse tijd. Dat zijn de meest courante namen in de wetenschappelijke wereld en die van de populaire historische cultuur (bibliotheken, musea etc.). De nieuwe namen laten toe om het concept ‘modernisering’ te behandelen. Je kunt kiezen hoeveel en welke scharnierpunten je behandelt.
Scharnierpunten zijn voor interpretatie vatbaar. Vakgroepen kunnen afspraken maken over waar ze die leggen. Bij de keuze van de scharniermomenten kun je inzetten op kenmerken van de historische periode. Dit laat leerlingen toe om inzicht te krijgen in de structuur van de periodisering.
De leerlingen verklaren waarom scharnierpunten belangrijk zijn voor een periode en waarom voor andere afbakeningsdata kan worden geopteerd. Er wordt m.a.w. niet opgelegd hoeveel en welke scharnierpunten de leerlingen moeten kennen. Je kunt één scharnierpunt per domein zien of meerdere, kiezen voor afgeronde overgangsdata of specifieke data of scharnierpunten uit verschillende samenlevingen naast elkaar plaatsen. Ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de vakgroep. Hou bij de selectie steeds het historisch leren redeneren in het achterhoofd.
De namen van de periodes zijn op zich vrij abstract. Het kan interessant zijn om na te denken over begrippen of beelden die de periodes meer aanschouwelijk maken. Die denkoefening kun je zeker samen met de leerlingen maken, dat kan zelfs een grote didactische meerwaarde hebben. In de lagere jaren is de kans groot dat het wat stereotypische beelden zullen zijn, maar collega’s van de latere graden kunnen die beelden nuanceren. Ook kun je de stereotypen doorbreken door beelden te voorzien van afwijkende fenomenen binnen en tussen samenlevingen in een historische periode. In Nederland wordt gewerkt met de ‘tijd van burgers en stoommachines’. Het gaat erom dat leerlingen karakteristieken, typische kenmerken per periode leren kennen.
Iets kennen veronderstelt een diepgaand leerproces met gespreide momenten van herhaling en toetsing. De periodisering komt dus best enkele keren doorheen het schooljaar aan bod.
1. Je kunt de namen van periodes afdrukken op kaartjes, die in een enveloppe steken en de leerlingen de tijdlijn zelf laten opbouwen.
Je kunt deze werkvorm uitbreiden doorheen de graad door kaartjes met scharnierpunten, jaartallen, afbeeldingen toe te voegen. Zo zie je meteen welke leerlingen met welke onderdelen problemen hebben. Je kunt dit systeem ook gebruiken om te differentiëren en sterkere leerlingen uit te dagen. Het laat je ook toe om doorheen de graad steeds meer informatie aan de periodes en scharnieren vast te haken. En waarom niet aan de leerlingen zelf vragen om kaartjes te maken die hun medeleerlingen dan moeten leggen? Dat zal zeker hun betrokkenheid verhogen.
2. Er bestaan digitale mogelijkheden om tijdlijnen te maken.
Je vindt op deze website een overzicht ervan.
3. Je kunt in de klas werken met een ondergrond die toelaat om de tijdlijn stelselmatig op te bouwen, bijvoorbeeld op een prikbord, whiteboard of magneetverf.
Leerlingen kunnen dan namen van periodes, data en afbeeldingen aanbrengen. Je kunt elementen weghalen voor een herhalings- of kort toetsmoment.
4. En waarom niet af en toe een ouderwets drilmoment waarbij de hele klas de periodisering luidop zegt?
5. Wanneer je diepgaander wil inzetten op dat historisch bewustzijn, kun je hen na een lessenreeks de vraag stellen welke scharniermomenten zij zouden selecteren en waarom. Op deze manier leren ze nadenken over de manier waarop periodisering tot stand komt. Het is belangrijk dat ze argumenten kunnen opwerpen die hun keuze onderbouwen.