Moet je een OCSG oprichten? Hoe is het OCSG samengesteld? Waarvoor is het OCSG bevoegd? Welke rechten/plichten hebben de vertegenwoordigers?
De basisregel is dat iedere scholengemeenschap één overkoepelend LOC moet oprichten (art. 37bis LOC-decreet), waarbij het initiatief tot oprichting moet genomen worden door de schoolbesturen van de scholengemeenschap (Parl.St. Vl.Parl. 1377, 1998-1999, nr. 1, 17).
Dus ook in het extreme geval dat er slechts één school van één schoolbestuur reglementair vertegenwoordigd zou kunnen zijn in het OCSG, moet een OCSG opgericht worden.
Een scholengemeenschap moet geen OCSG oprichten indien er twee voorwaarden vervuld zijn:
Onder die voorwaarden moet de ondernemingsraad de bevoegdheden van het OCSG uitoefenen (art. 37ter, § 4 Codex Secundair Onderwijs).
Geldt de verplichting om een OCSG op te richten ook voor een scholengemeenschap die slechts bestaat uit één bestuur?
Ja, de verplichting voor iedere scholengemeenschap om één overkoepelend LOC op te richten (art. 37bis LOC-decreet), houdt geen rekening met de samenstelling van de scholengemeenschap.
Ook als alle scholen van de scholengemeenschap tot hetzelfde schoolbestuur horen, moet het schoolbestuur dus het initiatief nemen om een OCSG op te richten.
Om dubbelwerk in de LOC’s van die scholen en in het OCSG van de scholengemeenschap te vermijden, kun je ernaar streven om de vergaderingen van de LOC’s en van het OCSG te laten samenvallen. Daarvoor heb je wel het akkoord van de personeelsvertegenwoordigers nodig.
Geen, maar vanuit goed werkgeverschap is een forum op het niveau van de scholengemeenschap waarin je personeelsgerelateerde materies met de vakbonden kunt bespreken, onontbeerlijk.
Welke rol speelt het OCSG bij een wijziging aan een scholengemeenschap?
De wijziging aan een scholengemeenschap is als zodanig geen onderhandelingsbevoegdheid van het OCSG. In het OCSG zal je wel moeten onderhandelen over de gevolgen van die wijziging voor de verdeling over de scholen van de scholengemeenschap van lesuren, uren en punten. Hoe dit concreet moet verlopen, is niet in regelgeving vastgelegd.
Aangezien de voorbereiding van de verdeling van de middelen over de scholen van de scholengemeenschap in het begin van het schooljaar, in de praktijk al begint op het einde van het voorgaande schooljaar, lijkt volgend scenario aangewezen:
In het OCSG zetelen altijd afgevaardigden van de LOC’s of van de ondernemingsraden van de scholen die tot de scholengemeenschap behoren (art. 37ter, § 2-3 LOC-decreet). Voor de samenstelling van het OCSG moet je dus nooit verkiezingen organiseren.
Als er scholen zijn die ervoor gekozen hebben om volgens de bepalingen van artikel 12, § 2 van het LOC-decreet één LOC op te richten voor meerdere instellingen, gebeurt de afvaardiging naar het OCSG natuurlijk vanuit dit ene LOC. Dit kan tot gevolg hebben dat niet elke school van de scholengemeenschap rechtstreeks in het OCSG vertegenwoordigd is.
De basisregel is dat elke geleding van elk LOC of van elke ondernemingsraad van de scholen van de scholengemeenschap één persoon aanduidt als haar vertegenwoordiger in het OCSG (art. 37ter, § 2-3 LOC-decreet).
In het OCSG moet elke geleding wel bestaan uit minimaal vier personen (art. 37ter, § 1 LOC-decreet). In scholengemeenschappen van minder dan vier scholen zullen beide geledingen er in onderling overleg moeten over waken dat het minimale quorum van vier bereikt wordt. Het decreet staat daarom toe dat van de basisregel van één afgevaardigde per geleding per LOC afgeweken wordt (art. 37ter, § 2 LOC-decreet).
Het maximaal aantal mandaten per geleding in het OCSG is onbegrensd. Dit is een verschil met het LOC waarin het maximaal aantal mandaten per geleding begrensd is tot acht (art. 14, § 2 LOC-decreet).
Net zoals in het LOC, moeten de beide geledingen in het OCSG altijd gelijk in aantal (“paritair”) zijn (art. 37ter, § 2 LOC-decreet).
Het decreet heeft het over de aanduiding van “één persoon” als lid van het OCSG door elke geleding van elk LOC (art. 37ter, § 2 LOC-decreet). Hoewel het bewuste artikel niet expliciteert dat de aangeduide persoon zelf ook lid moet zijn van het LOC dat hem afvaardigt, interpreteert het Departement Onderwijs en Vorming dit artikel als zodanig. De memorie van toelichting bij het decreet geeft geen uitsluitsel.
Opvolgers zijn voor het OCSG niet voorzien in het LOC-decreet maar zijn mogelijk op basis van artikel 4 van het model van huishoudelijk reglement van het OCSG. Dit artikel bepaalt dat het toekomt aan de personeelsafvaardiging van het LOC of van de ondernemingsraad om een opvolger aan te duiden voor zijn afgevaardigde in het OCSG die zijn mandaat voortijdig beëindigt.
Vervanging van een lid dat verhinderd is om aan een vergadering van het OCSG deel te nemen, is niet voorzien in het LOC-decreet, noch in het model van huishoudelijk reglement.
Technisch adviseurs zijn voor het OCSG niet voorzien in het LOC-decreet, maar zijn onder bepaalde voorwaarden mogelijk op basis van artikel 12 van het model van huishoudelijk reglement van het OCSG. Die adviseurs hebben natuurlijk geen stemrecht.
Neen, tenminste toch niet formeel. De redenering is eenvoudig: in het OCSG zetelen altijd afgevaardigden van de LOC’s of van de ondernemingsraden van de scholen die tot de scholengemeenschap behoren (art. 37ter, § 2-3 LOC-decreet). De geledingen van een niet-bestaand LOC of van een niet-bestaande ondernemingsraad kunnen dus geen vertegenwoordiger afvaardigen naar het OCSG.
De leden van het OCSG kunnen natuurlijk wel overeenkomen om vertegenwoordigers van een school van de scholengemeenschap zonder een LOC of ondernemingsraad als waarnemer zonder stemrecht toe te laten. Op die manier is de informatiedoorstroming ten minste verzekerd.
Een mandaat in het OCSG duurt vier jaar. Die bepaling is niet ingeschreven in het LOC-decreet, maar volgt uit de regeling dat het OCSG samengesteld is uit een afvaardiging vanuit de LOC’s van de scholen van de scholengemeenschap (art. 37ter, § 2 LOC-decreet) en dat een LOC-mandaat vier jaar duurt (art. 20 LOC-decreet).
De hersamenstelling van het OCSG kan dus enkel gebeuren nadat de LOC’s van de scholen van de scholengemeenschap hersamengesteld zijn.
De startdatum van een OCSG-mandaat is niet decretaal geregeld. De afspraak erover moet je maken in het huishoudelijk reglement van je OCSG.
In artikel 5 van het model van huishoudelijk reglement is afgesproken dat de nominatieve lijst van de OCSG-vertegenwoordigers als bijlage gevoegd wordt bij de notulen van de eerste vergadering van het OCSG. Uit die bepaling kan afgeleid worden dat het OCSG-mandaat start op de eerste vergadering die volgt op de hersamenstelling van het OCSG.
Om welke redenen kan een OCSG-mandaat voortijdig eindigen en wat zijn de gevolgen?
Om welke redenen een OCSG-mandaat voortijdig eindigt, is niet decretaal geregeld.
Ook het model van huishoudelijk reglement bevat er geen bepalingen over. Artikel 4 van dit model stelt enkel dat bij de voortijdige beëindiging door een lid van de personeelsdelegatie, de personeelsdelegatie van het LOC of van de ondernemingsraad die de betrokken mandataris naar het OCSG afgevaardigd heeft, een vervanger moet aanduiden.
Alleszins eindigt het mandaat indien de betrokken persoon door de geleding van het LOC van de school die hem afvaardigt, niet meer als afgevaardigde beschouwd wordt.
Het LOC-decreet maakt geen melding van opvolgers voor het OCSG. Het model van huishoudelijk reglement van het OCSG heeft het enkel over een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangende secretaris bij verhindering van respectievelijk de voorzitter of de secretaris (art. 6, § 3 en 7, § 3 model van huishoudelijk reglement). Een vervanging van een verhinderd OCSG-lid is niet voorzien.
Decretaal ben je niet verplicht om een huishoudelijk reglement op te stellen, maar in de praktijk heb je dergelijk reglement wel nodig om de werking van het OCSG mogelijk te maken.
Een model van huishoudelijk reglement is beschikbaar op de PRO.-website.
Het model regelt onder andere:
Het model van huishoudelijk reglement is afgesloten voor onbepaalde duur (art. 26 huishoudelijk reglement). Dit heeft als voordeel dat het niet na iedere hersamenstelling van het OCSG opnieuw onderhandeld moet worden. Artikel 27 biedt de mogelijkheid om het inhoudelijk aan te passen.
Moeten alle gemandateerden altijd deelnemen aan elke OCSG-vergadering?
Het aantal mandaten waarop iedere OCSG-geleding maximaal recht heeft, staat los van het aantal leden van elke geleding dat effectief aan een vergadering deelneemt.
Het model van huishoudelijk reglement bevat geen minimaal quorum om geldig beslissingen te kunnen nemen en afspraken te maken. Artikel 9, § 2 ervan bepaalt enkel dat indien de agenda voor een OCSG-vergadering niet reglementair bezorgd is, de “aanwezige leden” in consensus beslissen welke agendapunten behandeld zullen worden.
Wat kun je doen als de goede werking van het OCSG onmogelijk gemaakt wordt?
Indien de goede werking van een OCSG op de een of andere manier structureel onmogelijk gemaakt wordt, kan elke geleding een beroep doen op het Centraal Paritair Comité. Dit Comité kan komen bemiddelen of kan vaststellen dat de goede werking van het OCSG structureel onmogelijk gemaakt wordt door inbreuken tegen de regelgeving. Het Comité kan echter maar interveniëren op verzoek van minstens twee leden van een geleding (art. 54 LOC-decreet).
Indien de interventie van het Centraal Paritair Comité geen soelaas biedt, kan de Vlaamse regering beslissen dat het bestuur voor een bepaalde periode of voor een bepaalde materie beslissingen kan nemen zonder onderhandelingen in het OCSG (art. 55, § 3 LOC-decreet). Maar als het Centraal Paritair Comité oordeelt dat het schoolbestuur verantwoordelijk is voor de malaise, kan de Vlaamse overheid tot tien procent van de werkingstoelagen terugvorderen (art. 55, § 2 LOC-decreet).
Het OCSG heeft drie verschillende bevoegdheden:
Het is belangrijk dat je niet uit het oog verliest dat je OCSG niet enkel bevoegd is voor je gesubsidieerd personeel, maar ook voor je contractueel personeel.
Artikel 37bis van het LOC-decreet geeft het OCSG onderhandelingsbevoegdheid over “de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is”. De memorie van toelichting perkt die onderhandelingsbevoegdheid wel in tot “de mate waarin die beslissingen gevolgen hebben voor het personeel” (Parl.St. Vl.Parl. 1377, 1998-1999, nr. 1, 17).
De bevoegdheden van de scholengemeenschappen zijn vastgelegd in artikel 57 van de Codex Secundair Onderwijs, maar daarnaast hebben ook andere reglementaire bepalingen onderhandelingsbevoegdheid toegekend aan het OCSG.
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van beslissingen in verband met het rationeel onderwijsaanbod van de scholengemeenschap (art. 57, 1° Codex Secundair Onderwijs). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een school een structuuronderdeel afbouwt, of overhevelt of als er enkele scholen fusioneren.
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van beslissingen in verband met de objectieve leerlingenoriëntering en -begeleiding door de scholengemeenschap (art. 57, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG afspraken maken
Je kunt in het OCSG afspreken welke criteria je zult hanteren om een vaste benoeming toe te kennen als er meerdere personeelsleden gekandideerd hebben voor eenzelfde betrekking (art. 31, § 5 Rechtspositiedecreet); over enkele belangrijke aspecten van je personeelsbeleid:
Het komt natuurlijk op de eerste plaats ieder schoolbestuur toe om een eigen – aangepast – personeelsbeleid uit te werken. Maar omdat een personeelslid door de onderwijsregelgeving ook tewerkgesteld kan worden in een school van een ander schoolbestuur van de scholengemeenschap, vindt de decreetgever het logisch dat er over een aantal aspecten van het personeelsbeleid op het niveau van de scholengemeenschap een gezamenlijke visie ontwikkeld wordt (Parl.St. Vl.Parl., 1083, 2010-2011, 1, 8-9, 10).
4 De verdeling van het pakket extra uren-leraar over de scholen van de scholengemeenschap
Je moet in het OCSG onderhandelen over de criteria op basis waarvan de scholengemeenschap de extra uren-leraar waarop ze recht heeft, zal verdelen (art. 57, 4° Codex Secundair Onderwijs).
Vooraleer een voorstel op het OCSG voor te leggen, moeten de besturen van de scholengemeenschap het natuurlijk eerst zelf onderling eens zijn over de verdeling van dit pakket. Bereiken ze onderling geen akkoord, dan worden die extra uren-leraar recht evenredig verdeeld volgens het aandeel dat het pakket uren-leraar van elke afzonderlijke school uitmaakt binnen de totaliteit van de pakketten uren-leraar van de diverse scholen die tot de scholengemeenschap behoren (art. 57, 4° Codex Secundair Onderwijs). Van onderhandeling in het OCSG is dan zelfs geen sprake.
5 De verdeling van de puntenenveloppe over de scholen van de scholengemeenschap
Je moet in het OCSG onderhandelen over de criteria op basis waarvan de scholengemeenschap de puntenenveloppe waarop ze recht heeft, zal verdelen (arts. 29, § 1, 1ste lid en 57, 5° Codex Secundair Onderwijs).
Vooraleer een voorstel op het OCSG voor te leggen, moeten de besturen van de scholengemeenschap het natuurlijk eerst zelf onderling eens zijn over de puntenverdeling. Bereiken ze onderling geen akkoord, dan worden de punten verdeeld op basis van de parameters waarop ze toegekend zijn (arts. 29, § 1, 1ste lid en 57, 5° Codex Secundair Onderwijs) en is er van onderhandeling in het OCSG zelfs geen sprake.
6 De voorafname van meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe
Vooraleer de scholengemeenschap de globale puntenenveloppe verdeelt over de participerende scholen, mag ze tot tien procent van die punten voorafnemen om ermee betrekkingen in te richten waarmee ze haar eigen werking wil ondersteunen.
Voor een voorafname van meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe is er in het OCSG een akkoord nodig over de besteding van die punten en over de mogelijke gevolgen van de voorafname voor de personeelsleden van de scholengemeenschap (art. 29, § 1, 3de lid, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van de inzet van de punten voor de ICT-coördinatie (art. 57, 9° Codex Secundair Onderwijs). Zo kun je afspraken maken over het diplomaniveau en/of over de salarisschaal van de titularis, en over zijn precieze takenpakket (art. 57, 9° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de herverdeling van uren-leraar en lesuren tussen scholen van dezelfde scholengemeenschap of tussen scholen behorend tot verschillende scholengemeenschappen (arts. 19, § 1-2 en 61, § 1-2° Codex Secundair Onderwijs). Een gelijkaardige regel geldt voor de overdracht van uren-leraar (of lesuren) naar andere scholen al dan niet binnen eenzelfde scholengemeenschap (arts. 20, § 1 en 60, § 1-2 Codex Secundair Onderwijs).
Indien de herverdeling tussen of de overdracht naar scholen van een andere scholengemeenschap leidt tot bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking van onderwijzend personeel, moet het OCSG daarmee instemmen. Onderhandelen erover is in dit geval niet voldoende (art. 19, § 2, 2de lid, art. 20, § 1, 3de lid, art. 60, § 2, 2°en art. 61, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van het afsluiten van een samenwerkingsakkoord met een of met meerdere andere scholen (art. 57, 7°-8° Codex Secundair Onderwijs). Het kan daarbij gaan om een samenwerkingsverband met:
10 De deelname aan het lerarenplatform en de manier waarop personeelsleden van het lerarenplatform ingezet zullen worden
Je moet in het OCSG onderhandelen over:
11 De gevolgen voor het personeel van investeringen in schoolgebouwen en in infrastructuur
Je moet in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen op personeelsvlak van de investeringen in schoolgebouwen en in infrastructuur waarvoor het schoolbestuur een beroep doet op de investeringsmiddelen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (art. 57, 6° Codex Secundair Onderwijs).
12 De programmatie van scholen, van structuuronderdelen, opleidingsvormen en nieuwe types
Juridisch is het LOC het enige bevoegde comité om te onderhandelen over de programmatie (diverse artikels Codex Secundair Onderwijs). Maar omdat voor scholen die behoren tot een scholengemeenschap de melding aan of aanvraag bij de overheid steeds een uittreksel van het proces-verbaal moet bevatten waaruit blijkt dat de programmatie in overeenstemming is met de afspraken die erover in de scholengemeenschap gemaakt zijn, zul je in de praktijk niet anders kunnen dan over die dossiers ook te onderhandelen in het OCSG. Het gaat dan om:
Als de scholengemeenschap afspraken gemaakt heeft over de engagementsverklaring – een verplicht onderdeel van je schoolreglement (art. 112, 13° Codex Secundair Onderwijs) –, dan moet je in het OCSG onderhandelen over de mogelijke gevolgen van die afspraken op personeelsvlak (art. 57, 11° Codex Secundair Onderwijs).
14 (Indien nodig) Het percentage aan betrekkingen dat op het niveau van de scholengemeenschapsinstelling vacant verklaard zal worden
Je hebt het akkoord van het OCSG nodig als je op het niveau van de scholengemeenschapsinstelling in de punten meer betrekkingen vacant wilt verklaren dan het percentage dat op 1 september 2020 vooraf genomen werd op het niveau van de scholengemeenschap. Opgelet, je mag niet hoger gaan dan tien procent (art. 30, § 2bis, 3de lid Codex Secundair Onderwijs).
Artikel 37bis van het LOC-decreet kent het OCSG onderhandelingsbevoegdheid toe over “de aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is”. Na de onderhandeling kun je in regel de maatregel gewoon uitvoeren, ook zonder het akkoord van de personeelsdelegatie.
Voor enkele aangelegenheden volstaat het echter niet om ze ter onderhandeling voor te leggen, maar heb je het akkoord van het OCSG nodig om ze te kunnen uitvoeren.
1 De overschrijding met meer dan tien procent van de voorafname van de globale puntenenveloppe
De scholengemeenschap mag maar meer dan tien procent van de globale puntenenveloppe voorafnemen, als er in het OCSG een akkoord is over de besteding van de voorafgenomen punten en over de gevolgen van de voorafname voor de personeelsleden (art. 29, § 1, 3de lid, 2° Codex Secundair Onderwijs).
2 De terbeschikkingstelling van onderwijzend personeel als gevolg van de herverdeling of overdracht van uren-leraar en lesuren tussen of naar scholen van een andere scholengemeenschap
De herverdeling van uren-leraar en lesuren tussen scholen die niet behoren tot dezelfde scholengemeenschap, moet je sowieso onderhandelen in het OCSG (art. 19, § 2, 2° en art. 61, § 2 Codex Secundair Onderwijs). Dit is ook de regel bij de overdracht van uren-leraar of lesuren naar een school die niet behoort tot dezelfde scholengemeenschap (art. 20, § 1, 3de lid en art. 60, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
Je hebt het akkoord van het OCSG nodig indien die herverdeling of overdracht leiden tot bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking van onderwijzend personeel (art. 19, § 2, 2de lid, art. 20, § 1, 3de lid, art. 60, § 2, 2°en art. 61, § 2, 2° Codex Secundair Onderwijs).
3 (Indien nodig) Het percentage aan betrekkingen dat op het niveau van de scholengemeenschapsinstelling vacant verklaard zal worden
Je hebt het akkoord van het OCSG nodig als je op het niveau van de scholengemeenschapsinstelling in de punten meer betrekkingen vacant wilt verklaren dan het percentage dat op 1 september 2020 vooraf genomen werd op het niveau van de scholengemeenschap. Opgelet, je mag niet hoger gaan dan tien procent (art. 30, § 2bis, 3de lid Codex Secundair Onderwijs).
Hoe de onderhandelingen in het OCSG concreet gevoerd moeten worden, is eigenlijk niet wetgevend geregeld. De enige aanknopingspunten zijn de afspraken die over de werking van de lokale comités gemaakt zijn in Onderwijscao IX van 10 december 2010, en de bepalingen over de manier van onderhandelen in het LOC in het LOC-decreet. Verschillende van die aanknopingspunten zijn verwerkt in het model van huishoudelijk reglement dat voor het OCSG opgesteld is.
Om de onderhandelingen in het OCSG behoorlijk te kunnen voorbereiden, is in Onderwijscao IX van 10 december 2010 afgesproken dat de OCSG-leden vooraf alle documenten – officiële en andere – moeten ontvangen (punt 2.1. Onderwijscao IX). Die afspraak geldt uiteraard niet voor de documenten die opgesteld zijn op basis van de uitkomst van de onderhandelingen.
Artikel 16 van het model van huishoudelijk reglement schrijft voor dat de voorzitter een ontwerp van protocol moet opmaken “overeenkomstig artikel 34 van het LOC-decreet”. Artikel 34 vat eigenlijk enkel de werking van de LOC’s, maar het is normaal dat het OCSG een gelijkaardige werking volgt.
Indien de onderhandelingen tot een consensus leiden, wordt dit zo opgetekend in een protocol (art. 34, § 1 LOC-decreet). Opgelet, dit protocol bindt niet alleen elk schoolbestuur van de scholengemeenschap, maar ook elke individuele school.
Wat vandaag misschien een goede afspraak is, komt in de toekomst mogelijk onder druk door veranderde inzichten of door een veranderde context. Het is daarom aangewezen om in het protocol van akkoord ook af te spreken hoe de overeenkomst beëindigd kan worden, ofwel om het protocol van akkoord zelf in tijd te beperken. Bepalingen over de geldigheidsduur zijn in de privésector trouwens een verplicht onderdeel van de cao’s die afgesloten worden in het kader van de Cao-wet van 5 december 1968 (art. 16, 5°).
Als er na onderhandeling geen akkoord bereikt wordt, moet het standpunt van de partijen in het protocol opgetekend worden (art. 34, § 1 LOC-decreet). Dit betekent dat er in het OCSG niet hoofdelijk gestemd wordt, maar per geleding.
Een onderhandeling kan ook leiden tot een gedeeltelijk akkoord. In dit geval wordt in het protocol genoteerd waarover er een akkoord bestaat en waarover niet. Over de aspecten waarover er geen akkoord is, worden in het protocol de respectievelijke standpunten geformuleerd.
Pas als een onderhandeling afgelopen is en de neerslag ervan in een protocol opgenomen is, kan het schoolbestuur een beslissing nemen. Dit is zo overeengekomen in punt 2.3. van Onderwijscao IX van 10 december 2010. Indien er consensus of een gedeeltelijk akkoord bereikt is over een voorgenomen maatregel, moet je die maatregel uitvoeren zoals overeengekomen is.
Maar ook bij een protocol van niet-akkoord heb je als bestuur juridisch de mogelijkheid om de voorgenomen maatregel toch te nemen. Besef daarbij wel dat dit de sociale vrede in de scholengemeenschap wellicht niet ten goede zal komen.
Als je na de onderhandeling een beslissing wil uitvoeren, moet je altijd verwijzen naar de gevoerde onderhandelingen en moet je het nummer van het protocol in kwestie vermelden (punt 2.3. Onderwijscao IX).
Strikt genomen gelden de afspraken die in Onderwijscao IX gemaakt zijn enkel voor die materies die je verplicht ter onderhandeling aan het OCSG moet voorleggen. In het kader van goed werkgeverschap kan het natuurlijk geen kwaad om dezelfde werkwijze te hanteren voor die materies die je uit eigen initiatief ter onderhandeling aan het OCSG voorgelegd hebt.
Een protocol is een document waarin het resultaat van een onderhandeling genotuleerd moet worden (art. 16 huishoudelijk reglement). Idealiter wordt over een voorgenomen maatregel een volledig akkoord bereikt. Het kan natuurlijk ook zijn dat er slechts over bepaalde onderdelen van de maatregel een akkoord bereikt wordt of dat er zelfs helemaal geen akkoord bereikt wordt.
Bij een consensus wordt een ‘protocol van akkoord’ gegeven.
Bij een gedeeltelijk akkoord is er sprake van een ‘protocol van gedeeltelijk akkoord’.
Wanneer beide geledingen het helemaal niet eens geraakt zijn, wordt een ‘protocol van niet-akkoord’ gegeven.
Artikels 16 tot 20 van het model van huishoudelijk reglement schrijven voor hoe het protocol tot stand moet komen. Dit model is beschikbaar op de PRO.-website.
Om de inspraak van de personeelsleden te verbeteren, is in Onderwijscao IX van 10 december 2010 ook de afspraak gemaakt dat alle personeelsleden na afloop van de onderhandelingen de protocollen en de bijhorende beslissingen vlot moeten kunnen raadplegen (punt 2.3 Onderwijscao IX). Dit kan bijvoorbeeld door die documenten op het intranet beschikbaar te stellen.
Artikel 37bis van het LOC-decreet is het grondartikel waarin de oprichting en de onderhandelingsbevoegdheid van het OCSG vastgelegd zijn. In de Codex Secundair Onderwijs heeft de decreetgever echter ook voor enkele materies informatierecht aan het OCSG toegekend.
1 De betrekkingen die op het niveau van de scholengemeenschap gecreëerd worden op basis van de voorafname van de puntenenveloppe
De scholengemeenschap moet het OCSG “volledige klaarheid verschaffen” over de betrekkingen die ze met voorafgenomen punten creëert op het niveau van de scholengemeenschap. En ze moet ook aantonen dat de betrekkingen die ze op die manier inricht, haar beleid inzake taak- en functiedifferentiatie op het niveau van de scholengemeenschap daadwerkelijk ondersteunen (art. 29, § 1, 4de lid Codex Secundair Onderwijs).
De scholengemeenschap moet het OCSG informeren over de verdeling en de aanwending van de extra uren-leraar (art. 65, § 3 Codex Secundair Onderwijs).
De scholengemeenschap moet het OCSG informeren over de verdeling en de aanwending van de plage-uren (art. 216, § 4 Codex Secundair Onderwijs).
Het OCSG heeft inzagerecht in de administratieve dossiers van de scholengemeenschap over:
De decreetgever heeft dit inzagerecht toegekend omdat hij vindt dat het OCSG erop moet kunnen toezien dat de aanstellingen van doorlopende duur, de reaffectaties en de vaste benoemingen op een correcte wijze gebeuren (Parl.St. Vl.Parl. 1058 (1997-1998), nr. 3, 3).
De vraag rijst of het inzagerecht zoals uitgewerkt in artikel 95 wel in overeenstemming is met de regelgeving over de gegevensbescherming. Om de aangegeven doelstelling te realiseren, lijkt het middel disproportioneel te zijn.
In het OCSG genieten de personeelsvertegenwoordigers dezelfde rechten en plichten die ze in het LOC genieten.
De OCSG-personeelsvertegenwoordigers hebben de volgende rechten:
De OCSG-vertegenwoordigers zijn gehouden aan de discretieplicht voor feiten en documenten die vertrouwelijk van aard zijn (art. 43 LOC-decreet).
Die discretieplicht houdt in dat vertrouwelijke informatie niet zomaar gedeeld kan worden met om het even wie. Overtreding van die plicht kan beschouwd worden als een deontologische fout.
Welke informatie je als vertrouwelijk beschouwt, kun je overeenkomen in je huishoudelijk reglement. Tijdens een OCSG-vergadering kun je natuurlijk ook overeenkomen dat een bepaald item vertrouwelijk behandeld wordt. Is dit het geval, dan moet je dat opnemen in het verslag.
Hoe zit het met de ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers in het OCSG?
De ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers in het OCSG verschilt naargelang hun statuut.
De personeelsvertegenwoordigers die vallen onder het Rechtspositiedecreet, kunnen geen tuchtsanctie oplopen voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun OCSG-mandaat (art. 44, § 1 LOC-decreet). Voor een deontologische fout die ze buiten hun OCSG-mandaat begaan, kunnen ze natuurlijk wel gesanctioneerd worden.
Personeelsvertegenwoordigers die tewerkgesteld zijn als MVD-personeel, genieten een uitgebreide ontslagbescherming. Voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun OCSG-mandaat kunnen ze slechts ontslagen worden om dringende reden (art. 44, § 2 LOC-decreet) en pas na goedkeuring door het paritair comité waaronder ze ressorteren (art. 44, § 5 – 6 LOC-decreet).