We overlopen de leerplandoelen die horen bij het onderdeel leesstrategieën en elementair tekstbegrip. Bij elke leerplandoelstelling geven we één of meer voorbeeldvragen aan de hand van Caesar, DBG, VII, 25.
LPD 12 De leerlingen formuleren verwachtingen naar tekstinhoud op basis van titel, ondertitels, inleiding, afbeeldingen en voorkennis.
Wat verwacht je over de inhoud van de Latijnse tekst na het lezen van de inleiding? (als de leerlingen al wat meer getraind zijn in deze LPD)
Iamque hoc facere noctu apparabant,* cum matres familiae repente* in publicum procurrerunt* flentesque proiectae sunt ad pedes suorum* et precibus petierunt* ne se et communes liberos hostibus ad supplicium* dederent, quos ad capiendam fugam naturae et virium* infirmitas* impediret.
Maak de afgesproken aanduidingen in de tekst om de zinsstructuren en leeseenheden te verduidelijken.
Waar laat jij de leeseenheid die bij cum begint, eindigen? Leg uit waarom.
Verdeel deze zin in zes leeseenheden.
r. 11 Wat verwacht je door de aanwezigheid van et ? Laat zien dat je verwachting uitkomt.
r. 27 perterriti heeft de betekenis van een verbum timendi. Welke vorm verwacht je dus voor het voorwerp van hun angst?
LPD 15 De leerlingen formuleren verwachtingen naar de inhoud van het vervolg.
Dit is bij een evaluatie moeilijker te bevragen. Gebeurt beter via werkvormen in de klas. Als je het wel wilt toetsen, kan je eventueel eerst naar verwachtingen vragen en achteraf vragen of ze uitgekomen zijn of in welke opzichten de verwachtingen niet zijn uitgekomen.
LPD 16 De leerlingen reflecteren over de volgorde van woorden en zinsdelen om tot beter tekstbegrip te komen.
r. 1: Omnia experti Galli: wat zou een neutralere woordvolgorde geweest zijn? Wat lijkt Caesar te willen beklemtonen?
r. 1-5: de zin eindigt met een losse ablatief. Wat leid je af uit de woordvolgorde daarvan over de klemtoon die Caesar wil leggen?
LPD 17 De leerlingen benoemen het verband tussen leeseenheden en tussen zinnen op basis van signaalwoorden en door verwijswoorden te concretiseren.
r. 6 Wat wordt bedoeld met id?
r. 9 Bewijs dat het signaalwoord propterea quod daar terecht staat.
LPD 18 De leerlingen leiden uit de context een passende woordbetekenis af.
r. 20 vertaal ad capiendam fugam vlot.
r. 24 Welke betekenis zou je bij dit onderwerp en lijdend voorwerp geven aan recipere?
Deze LPD evalueer je beter in de klas via bv peerevaluatie, portfolio … Je zou hen ook in een vertaling kunnen laten onderstrepen waar ze denken dat ze mis zitten en hen laten noteren wat volgens hen niet klopt. Maar de evaluatie tijdens het leesproces in de klas is zinvoller, omdat het meer de strategie echt toetst.
LPD 20 De leerlingen maken doeltreffend gebruik van een (digitale) woordenlijst, een grammaticaal referentiekader of andere hulpmiddelen.
Je kan met de vakgroep afspreken dat leerling bij nieuwe teksten altijd of op bepaalde momenten bepaalde hulpmiddelen mogen gebruiken. In dat geval kan je woordhulp weglaten en specifiek enkele woorden laten opzoeken. Als je dat niet voor toetsen of proefwerken hebt afgesproken, kan je het ook altijd evalueren bij opdrachten in de klas.
r. 18 Zoek in je grammatica op hoe je ne hier zal vertalen. Op welke blz. heb je het gevonden? Waarvoor kies je en waarom?
r. 19 Bij welk grondwoord vind je dederent terug in het woordenboek? Welke vertaling kies je?
LPD 21 De leerlingen tonen aan dat ze de tekst begrijpen: de tekst weergeven in eigen woorden, samenvatten en vertalen.
r. 6-12 Welke twee voordelen zagen de Galliërs waardoor ze dachten ’s nachts naar het kamp van Vercingetorix te kunnen vluchten zonder veel slachtoffers te maken?
r. 18-21 Wat was de smeekbede van de vrouwen? En waarom deden ze dat eigenlijk?
r. 27-30 Vertaal.
Vat de hele tekst in 4 korte zinnen samen.