De meeste scholen gebruiken het zorgcontinuüm al vele jaren om het eigen beleid op leerlingenbegeleiding vorm te geven. Die leerlingenbegeleiding blijft niet beperkt tot de leerlingen die nood hebben aan extra begeleiding. Elke leerling heeft recht op onderwijs dat zoveel mogelijk aansluit bij wat hij nodig heeft. Alle leerlingen profiteren van goed onderwijs en van een goed uitgebouwd GOK- en zorgbeleid. Bovendien zullen leerlingen uit kansengroepen en leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften daar extra voordeel uit halen. Maatregelen op schoolniveau en in jouw klas gaan daarbij hand in hand.
Je stimuleert de ontwikkeling van alle leerlingen. Je doet dat door een krachtige leeromgeving uit te bouwen, de leerlingen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren. Een goed uitgebouwd beleid maakt een leeromgeving mogelijk die tegemoet komt aan de onderwijsbehoeften van een diverse groep leerlingen.
Soms volstaat de brede basiszorg niet (meer) om aan de onderwijsbehoeften van een leerling tegemoet te komen. Je voorziet in extra begeleiding, bijvoorbeeld in de vorm van (extra) differentiërende, remediërende, compenserende of dispenserende maatregelen. Je hoeft daarvoor nog geen beroep te doen op externe hulp.
Voor een aantal leerlingen volstaat de verhoogde zorg niet. Er is nood aan bijkomende inzichten. Zowel je school als de ouders of de leerling zelf kunnen dat signaleren aan het CLB. Het kan de start betekenen van een handelingsgericht diagnostisch traject (HGD-traject) dat eventueel uitmondt in een GC- of IAC-verslag. In deze fase blijft de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg verderzetten.
Een beperkt aantal leerlingen beschikt over een IAC- of OV4-verslag. De leerling met een IAC-verslag heeft de keuze om studievoortgang te maken binnen het gewoon onderwijs met een individueel aangepast curriculum (IAC) of om de overstap te maken naar het buitengewoon onderwijs. Leerlingen met een OV4-verslag kunnen het gemeenschappelijk curriculum volgen met intensieve ondersteuning in het gewoon onderwijs of ervoor kiezen om in het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 4 te volgen.
Afhankelijk van de behoeften van de leerling zal de begeleiding een andere invulling krijgen. Waar de begeleiding in het begin van het continuüm dezelfde is voor alle leerlingen, wordt die in de volgende fasen intensiever en focust ze op een steeds kleinere groep leerlingen. Naarmate de leerling meer ondersteuning nodig heeft, worden andere maatregelen genomen en verandert de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen (individuele leraren, begeleidende klassenraad, cel leerlingenbegeleiding, CLB, leerlingen, ouders, ondersteuners en andere externen).
In deze bouwsteen werken we de fasen 1, 2 en 3 van het zorgcontinuüm verder uit. Aan fase 0 wijden we een aparte bouwsteen Goed onderwijs - krachtige leeromgeving. Eerst beschrijven we een aantal uitgangs- en aandachtspunten. Ze zijn van toepassing op elke fase en van cruciaal belang om het beleid op leerlingenbegeleiding vorm te geven.
Het zorgcontinuüm vormt één doorlopend, aansluitend geheel. De noden van leerlingen zijn niet strikt in fasen af te bakenen. Daarom zijn in de voorstelling van het zorgcontinuüm de fasen van elkaar gescheiden met een stippellijn.
Je vraagt je niet af in welke fase de leerling op dit moment zit. Je stelt de vraag hoe intensief een leerling best begeleid wordt en wie je daarbij kan helpen. Het zorgcontinuüm schrijft niet voor welke concrete acties je doet in welke fase, noch wil het leerlingen rigide koppelen aan een bepaalde fase. Op zich zegt het zorgcontinuüm niets over specifieke kenmerken van een leerling.
De stippellijnen zorgen er ook voor dat de fasen van het zorgcontinuüm er niet in elke school hetzelfde uitzien. Scholen die al verder staan, zullen een bredere basiszorg hebben. Dat kan op verschillende manieren.
Het zorgcontinuüm zit ingebed in de schooleigen visie op zorg en kansen en kan structuur geven aan de organisatie van leerlingenbegeleiding in een school. Zo overleg je voor een leerling met een IAC-verslag met externe partners om een begeleidingsplan IAC op te stellen (zie fase 3), maar blijf je voor die leerling, net als voor alle andere leerlingen, sterk inzetten op de brede basiszorg, zodat ook die leerling met de groep kan participeren aan het klasgebeuren.
Het fundament van het zorgcontinuüm: fase 0 - brede basiszorg - goed onderwijs - krachtige leeromgeving
Zorg en kansen bieden, begint bij goed onderwijs. Dat vormt de essentie van fase 0. Je school heeft een visie op hoe ze kwaliteitsvol onderwijs invult. Daarbij houdt ze rekening met de grote verschillen tussen leerlingen.
Een goed uitgebouwde brede basiszorg zorgt ervoor dat leerlingen tot een optimale ontwikkeling komen. Een gevolg is dat minder leerlingen nood hebben aan extra ondersteuning. Tegemoetkomen aan de verschillen tussen leerlingen kan door voldoende te differentiëren (zie bouwsteen Goed onderwijs - krachtige leeromgeving. Maatregelen, oorspronkelijk voor een bepaalde leerling ingevoerd, worden gaandeweg deel van de basisdidactiek van elke leraar. Ook leerlingen zonder ASS profiteren bijvoorbeeld van een gestructureerde aanpak en een zekere voorspelbaarheid. Fase 0 wordt daardoor breder, met als gevolg dat minder leerlingen nood hebben aan specifieke maatregelen in fase 1. Het aantal begeleidingsplannen GC beperk je tot die leerlingen die er echt nood aan hebben en tot de maatregelen die voor die specifieke leerlingen noodzakelijk zijn.
Fase 0 wordt uitgebouwd als een krachtige leeromgeving. Krachtige leeromgevingen zijn leersituaties die sterk uitdagend zijn. Ze bevatten veel doe-activiteiten, probleemsituaties die aangepast zijn aan het niveau van de leerling en leerrijke inhouden. Bij zulke leeromgevingen voelen leerlingen zich maximaal betrokken.
UDL (universal design for learning) is een andere invalshoek om op klasniveau tot een brede basiszorg te komen. UDL neemt het curriculum als uitgangspunt en zoekt daarbij naar manieren om dit toegankelijk te maken voor alle leerlingen. Kortom, hoe universeler het onderwijs wordt georganiseerd, hoe minder redelijke aanpassingen nodig zijn.
De begeleiding van de leerlingen begint in jouw klas. Het beperkt zich niet tot de leerlingenbegeleider of een beperkt aantal personeelsleden. Het is een taak van elke individuele leraar en bij uitbreiding van het volledige schoolteam.
Dat kan enkel als voldaan is aan een aantal voorwaarden:
Handelingsgericht werken (Pameijer, Denys, Timbremont, & Van De Veire, 2018) biedt je als school en als leraar in de eerste plaats een bril om te kijken naar de begeleiding van de leerlingen. In die zin is het geen totaal andere manier van werken. De visie en methodiek van HGW kunnen je school helpen om haar werking te optimaliseren. Het bundelt de krachten van alle actoren en beïnvloedt alle aspecten van het GOK- en zorgbeleid en alle fasen van het zorgcontinuüm.
HGW vertrekt vanuit zeven uitgangspunten. We lichten ze hieronder toe. De uitgangspunten zijn sterk met elkaar verweven. Je streeft als school met andere woorden alle uitgangspunten na. Ze zijn herkenbaar voor de praktijk, al is het tegelijk een grote uitdaging om ze consequent toe te passen. De uitgangspunten van het HGW overstijgen dit hoofdstuk over het zorgcontinuüm. Het is een waardevolle manier om het volledige GOK- en zorgbeleid vorm te geven. Impliciet zijn de uitgangspunten aanwezig doorheen het hele vademecum. In deze paragraaf belichten we ze expliciet.
Elke actie moet nodig en nuttig zijn in functie van het beoogde doel. Breed geformuleerd is dat het creëren van optimale ontwikkelingskansen. Bij het nemen van maatregelen voor individuele leerlingen of leerlingengroepen bestaat over de concreet geformuleerde doelen een consensus bij alle betrokkenen over de wenselijkheid en haalbaarheid ervan.
Er is voortdurend wisselwerking en wederzijdse beïnvloeding tussen de leerling en zijn context. De begeleiding heeft aandacht voor deze leerling in deze klas, bij deze leraar, op deze school, met deze ouders …
De begeleiding van een leerling richt zich op wat de individuele leerling nodig heeft. Zo kan het aanbod beter afgestemd worden op zijn specifieke noden. Dat veronderstelt dat jij en je collega’s zich bewust zijn van de (grote) verschillen tussen leerlingen en daarop inspelen.
Dit uitgangspunt benadrukt de centrale rol van elke leraar. Jij maakt het elke dag waar in de klas en bent zo de spilfiguur van de ontwikkeling en ontplooiing van de leerlingen. En als je nood hebt aan ondersteuning durf je dat ook vragen. Ook dat is een eigenschap van een professional.
Ouders die achter jouw aanpak staan en hun kind dat laten weten, ondersteunen zowel hun kind als jou. Leerlingen die het moeilijk hebben op school, hebben ouders en een leraar nodig die op één lijn zitten en elkaars aanpak respecteren. Daarmee ondersteunen ze het leren en het gedrag van de leerling.
Positieve aspecten van leerlingen, leraren en ouders zijn van groot belang
Al te vaak ligt de focus op de problemen, op wat niet goed gaat. HGW gaat uit van het positieve. Aandacht voor het positieve en de sterke kanten biedt een perspectief en vormt soms een tegengewicht voor een te negatief beeld van de leerling en/of zijn context.
Personeelsleden, CLB, ouders en leerlingen participeren actief en als partners, elk vanuit hun eigen deskundigheid. Personeelsleden van de school en de CLB-medewerkers zijn de professionals, ouders en leerlingen zijn ervaringsdeskundigen. Vragen en opmerkingen van ouders en leerlingen worden ernstig genomen.
Een systematische aanpak komt de leerlingenbegeleiding ten goede. Er worden heldere afspraken gemaakt over wie wat tegen wanneer doet en waarom dat best op die manier gebeurt. De transparantie komt tot uiting in het feit dat alle betrokkenen de gemaakte afspraken kennen en naleven.
Een globale aanpak op schoolniveau omvat vele aspecten: een duidelijke zorgvisie, ondersteuning door de directie, aandacht voor professionalisering … Een onmisbaar onderdeel is samenwerking. Je staat er als leraar niet alleen voor. Je kunt terugvallen op collega’s die jou ondersteunen. Zorgbreed en kansenrijk onderwijs is per definitie teamwerk. De verschillende vormen van samenwerking en ondersteunende structuren zijn enkel effectief als de werking op elkaar is afgestemd. We geven ze een plaats in deze inleiding omdat ze niet zomaar in één fase van het zorgcontinuüm zijn onder te brengen. In die zin belichamen ze de continuümgedachte. Al zijn er wel verschillen. Zo ligt de focus van de begeleidende klassenraden, de vakgroepen en het ondersteunend personeel eerder in de fasen 0 en 1, terwijl de leerlingenbegeleider en de cel leerlingenbegeleiding vooral een rol spelen in de fasen 1, 2 en 3.
Als leerlingenbegeleiding een opdracht is voor elke leraar, kijken we op teamniveau in de eerste plaats naar de begeleidende klassenraad. Hij neemt de collectieve verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de leerlingen op zich.
De klassenraad heeft aandacht voor de individuele leerling en voor het functioneren van de klasgroep. Alle leden van de begeleidende klassenraad zorgen er mee voor dat in de loop van het schooljaar voldoende informatie wordt verzameld op basis waarvan je de leerlingen op geregelde tijdstippen met het oog op concrete ondersteuning en begeleiding bespreekt. De vorming van de totale leerling staat daarbij voorop. Na een analyse van de gegevens maakt de klassenraad afspraken over de verdere opvolging en begeleiding. Tijdens het hele proces streef je een hoge betrokkenheid van de leerling en zijn ouders na.
Het systematisch opvolgen van de leerlingen door de begeleidende klassenraad is een cruciale schakel in het geheel van de leerlingenbegeleiding. Samen met je collega-leraren en de personeelsleden en externen die de leerlingen mee begeleiden, nemen jullie beslissingen. Door alle relevante informatie op te nemen in het dossier van de leerling, krijgt de begeleidende klassenraad zicht op de evolutie van de leerling doorheen het schooljaar. Het leerlingendossier biedt op die manier een goede basis om de leerling op een gepaste wijze te begeleiden en om de delibererende klassenraad op het einde van het schooljaar een verantwoorde beslissing te laten nemen.
Terwijl de begeleidende klassenraden de begeleiding van de leerlingen als uitgangspunt nemen, vertrekken de vakgroepen vanuit de vakken en de daar bijhorende leerplannen. De kerntaak van een vakgroep is de optimalisatie van de manier waarop het lerarenteam de doelstellingen van een vak of vakdomein bereikt. Een vakgroep bewaakt de samenhang tussen de leerjaren en graden. Daarvoor maakt hij afspraken over didactische aanpak, planning, keuze van leermiddelen, infrastructuur, evaluatie … Die gelijkgerichtheid is nodig om de leerlingen een optimaal leerkader aan te bieden.
De leden van het ondersteunend personeel vormen een aparte personeelscategorie. Zowel de opvoeders als de administratief medewerkers kunnen belangrijke actoren zijn bij de begeleiding van de leerlingen. Onder meer door hun toezicht op de speelplaats en via contacten met ouders (over afwezigheden en dergelijke) hebben zij het voordeel om zaken te kunnen signaleren die in de klas niet altijd zichtbaar zijn. Op die manier beschikken zij vaak over betekenisvolle informatie voor de begeleiding van een leerling. De informatie wordt dan meestal doorgespeeld naar de directie of de leerlingenbegeleider.
De meeste scholen hebben één of meerdere leerlingenbegeleiders en een cel leerlingenbegeleiding. Sinds het decreet leerlingenbegeleiding is het aanduiden van één of meer personeelsleden die geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk zijn voor de leerlingenbegeleiding, verplicht. De school beslist zelf over de invulling van hun opdrachten.
Voor de leerlingenbegeleider kunnen dat bijvoorbeeld de volgende twee clusters van taken zijn:
Als personeelslid van de school beschikt een leerlingenbegeleider niet over een beroepsgeheim. Hij is enkel gebonden aan discretieplicht, dat in tegenstelling tot de CLB-medewerker. Een leerlingen-begeleider handelt steeds binnen de onderwijssetting en doet niet aan jeugdhulpverlening. Dat houdt ook in dat de directie steeds geïnformeerd wordt door de leerlingenbegeleider. Vaak gebeurt dat tijdens de cel leerlingenbegeleiding. De leerlingen moeten dat wel weten.
De cel leerlingenbegeleiding bestaat meestal uit de leerlingenbegeleider(s), een lid van het directieteam, de CLB-medewerker en andere personeelsleden (bijvoorbeeld de graadcoördinator of een opvoeder). Aansluitend bij het takenpakket van de leerlingenbegeleider kan de cel de volgende taken op zich nemen:
Naast een goede inhoudelijke aanpak zal het een belangrijke taak zijn om de werking af te stemmen op de andere overlegstructuren. Zeker met de begeleidende klassenraad wordt er voortdurend uitgewisseld en gecommuniceerd, binnen de krijtlijnen van het juridisch-deontologisch kader.
We staan voor een geïntegreerde aanpak waarbij het hele schoolteam samenwerkt om een gelijkeonderwijskansenbeleid voor de hele school vorm te geven. Het schooleigen GOK-beleid sluit aan bij de katholieke dialoogschool, het eigen opvoedingsproject, het beleidsvoerend vermogen en de kwaliteitscultuur van de school.
De coördinatie van het GOK-beleidsplan wordt aan de GOK-coördinator toevertrouwd. De meerwaarde is de blik van de GOK-coördinator: hij kijkt vanuit de kenmerken van de sociale, economische en culturele groep(en) waartoe de leerlingen behoren en zoekt hoe er aan de noden tegemoet gekomen kan worden.
De GOK-coördinator speelt de rol van innovator, coördinator op school- en leraarniveau, coach van leraren, organiseert en stimuleert. Hij zoekt een breed draagvlak bij alle personeelsleden.
Brede basiszorg vormt het fundament van het zorgcontinuüm. Finaal gaat het over goed onderwijs.
Wat is de visie van de school? Hoe ga je aan de slag met het opvoedingsproject en de leerplannen? Hoe differentieer en evalueer je? Hoe maak jij dat elke dag waar in de klas? Welke afspraken maak je daarover met je collega’s? Goed onderwijs en een krachtige leeromgeving overstijgen het zorgcontinuüm. We zitten hier recht in het hart van wat onderwijs zo sterk maakt: het lesgeven, de dagelijkse interactie tussen jou en je leerlingen.
Net omdat het zo’n fundamenteel gegeven is, lichten we de brede basiszorg uit deze bouwsteen over het zorgcontinuüm en wijden we er een aparte bouwsteen Goed onderwijs - krachtige leeromgeving aan.