De toelatingsvoorwaarden voor het buitengewoon kleuteronderwijs bestaan uit twee criteria:
Om toegelaten te worden tot het buitengewoon kleuteronderwijs moet de kleuter tenminste 2,5 jaar zijn. De instapdagen die van toepassing zijn in het gewoon kleuteronderwijs gelden niet voor het buitengewoon kleuteronderwijs.
In principe blijft het kind in het kleuteronderwijs tot en met het schooljaar dat aanvangt op de eerste september van het jaar waarin het 5 jaar wordt.
In het buitengewoon kleuteronderwijs kan een kleuter maximum twee schooljaren langer in het kleuteronderwijs blijven.
In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die zes jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar toch nog in het kleuteronderwijs toegelaten worden. Deze afwijking kan daarna nog met één schooljaar verlengd worden.
Kinderen met een verlengd verblijf in het kleuteronderwijs zijn voltijds leerplichtig.
Ouders beslissen autonoom of hun kind het tweede en/of het derde jaar van de leerplicht in het buitengewoon kleuteronderwijs blijft. De klassenraad geeft de ouders hierover voorafgaandelijk advies, zodat de ouders geïnformeerd een beslissing kunnen nemen.
Het is noodzakelijk dat de ouders toelichting krijgen bij dit advies (eventueel tijdens een gesprek met de directeur en de betrokken leraar). Nadat de ouders op de hoogte zijn van de voor- en nadelen en de mogelijke gevolgen, nemen zij de uiteindelijke beslissing.
Voor leerplichtige kinderen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is er geen advies vereist.