In de zgn. coronacommissie was het evaluatierapport over de zomerscholen, dat al meerdere keren bij vorige vragen om uitleg ter sprake kwam, nog maar enkele dagen eerder aan bod gekomen, naast overigens nog een verwante actuele vraag de dag voordien. Het positieve rapport bleef vragensteller Kathleen Krekels bezighouden. Welke goede praktijken en knelpunten werden vastgesteld? Hoe ging de minister de leerpunten uit het rapport integreren in de structurele, Vlaanderenbrede verankering van de zomerscholen en wat was de timing daarvan?
Minister Weyts somde de belangrijkste elementen op, die hij als uitgangspunten zou gebruiken voor de structurele verankering van de zomerscholen, maar blijkbaar zouden de goede praktijken pas vooral in het tweede deel van het evaluatieonderzoek gerapporteerd worden. Die vraag kwam dus wat te vroeg. Eind januari 2021 zouden de onderzoekers een inspiratiegids opleveren die mogelijke initiatiefnemers moest ondersteunen. De minister overliep dan enkele cijfers uit het rapport en enkele bereikte resultaten, die uiteraard iedereen ook zelf kon lezen. In de toekomst zou de minister ook meer tijd geven om zomerscholen te organiseren, want dat was een knelpunt geweest. Op basis van diverse elementen uit het rapport was nu, samen met het beleidsdomein van minister Bart Somers (lokale besturen), de voorbereiding bezig van de structurele verankering.
Zelf had vragensteller Krekels het opgeleverde (eerste) rapport blijkbaar goed gelezen. Haar eerste bijkomende vraag over het faciliterende kader waarvoor de onderzoekers vragende partij waren, begreep ik. Haar tweede bijkomende vraag over een bepaald evenwicht tussen de betrokken scholen en de lokale besturen, eigenlijk niet, maar dat kon aan mij liggen.
Zes interveniënten kregen vervolgens het woord … minister Weyts merkte dat later ook expliciet op … Elisabeth Meuleman vond het idee van de zomerscholen goed, maar was toch ook wel kritisch, ook over de aanpak van het rapport zelf. Blijkbaar werden de middelen soms onvoldoende bevonden. Toch een wat eigenaardige vaststelling, wanneer men de vergelijking maakt met de reguliere financiering in het onderwijs. Een reguliere leerling in het basisonderwijs bijvoorbeeld kostte in 2019 zo’n 5.311 euro per jaar (inclusief salarissen, cf. Statistisch jaarboek). Rekenen we op 182 dagen, dan gaat het om 29,18 euro per leerling per dag. Een leerling in een zomerschool: 250 euro voor 10 schooldagen (of 20 halve dagen), is 25 euro per leerling per dag. Voor een systeem dat op vrijwilligheid rekende, was dat dus nog niet zo slecht, toch? Fundamenteler was Meulemans opmerking en vraag over kinderen die niet bereikt waren omdat er niet overal zomerscholen georganiseerd werden, náást de wél geslaagde resultaten. Ook Roosmarijn Beckers vroeg een hogere vergoeding voor de leraren in de zomerscholen, die slechts aanvullend mochten zijn, en zij herhaalde, zelfs met meer details, de vraag van Meuleman over het aanbod van zomerscholen. Loes Vandromme zei dat er, blijkens het eerste onderzoeksrapport, toch nog heel wat zaken onderzocht moesten worden en had een hele reeks vragen. Ze wilde dat zomerscholen over meer dan alleen Nederlands en wiskunde gingen en vroeg naar het hoe en wie van de zomerscholen. Jo Brouns herhaalde zijn eerdere positieve provinciale invalshoek in dit dossier en vroeg of de minister bereid was om extra stimulansen te geven om lokale sport- en jeugdverenigingen te betrekken bij de zomerscholen. Jean-Jacques De Gucht was heel lovend voor de minister en herhaalde vooral al gestelde vragen. Hoe positief Hannelore Goeman ook was over de zomerscholen, ze vond dat het gros van de remediëring gewoon in de klas moest gebeuren. Ze herhaalde de kwestie van vergoedingen en spreiding van het aanbod, maar voegde nog een ruimere vraag over de financiering toe.
Minister Weyts moest (hoe kon het ook anders …) vooral in herhaling vallen. Het hele concept moest voor hem sowieso wel vrij blijven: geen dwang voor leerlingen, noch voor scholen. De minister verduidelijkte wel nog goed het budgettaire plaatje. Ten slotte plaatste hij zelf nog een nuancerende “corona”-noot bij het succes van de zomerscholen de voorbije zomer. Heel wijs, denk ik.
En nog, na al het voorgaande, was een eenvoudig slotwoord (conform het reglement van het Vlaams Parlement) blijkbaar niet voldoende, maar goed. Vragensteller Krekels biechtte op dat zij zelf aanvankelijk terughoudend was geweest over het idee van zomerscholen. Ze hernam nog meerdere vaststellingen uit het onderzoeksrapport en keek uit naar het vervolgonderzoek.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over het evaluatierapport van de zomerscholen van Kathleen Krekels” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen