Ten minste twee onderwijscommissarissen hadden het bericht in de krant gelezen over de Houthalense school die vanaf september 2021 in het eerste jaar secundair onderwijs zou starten met een zgn. A+-klas voor hoogbegaafden: Kathleen Krekels en Loes Vandromme. De eerste vragensteller bracht meteen de resolutie over dat thema van eind vorige legislatuur ter sprake (N.B. De datering over indiening/goedkeuring in kwestie was wel enigszins anders dan wat in het parlementaire verslag staat, maar dat is een detail.) en verbond het met maatregelen die minister Weyts intussen genomen had en met het toekomstige Leersteundecreet (of hoe het finaal ook genoemd zal worden). De tweede vragensteller citeerde uit het Regeerakkoord en uit de krant. Hun beider vragen liepen een stuk samen, maar er waren ook eigen accenten. Algemeen vooral: wat ging minister Weyts voor deze doelgroep (nog) doen, buiten de al geplande projecten (met betrokkenheid van een expertisecentrum)? Specifiek: quid met het ontstaan van scholen specifiek voor de doelgroep en met de timing van het beleid (Krekels) (nwvr: ik had in de Houthalense casus niet begrepen dat er daar een school opgericht was voor dat specifieke doel, maar dat terzijde) en quid met het initiatief in Houthalen, onder meer in het kader van het respecteren van het inschrijvingsrecht (Vandromme)?
Minister Weyts beschreef wat er al aan mogelijkheden bestond voor de doelgroep binnen de huidige regelgeving en dat klonk inderdaad allemaal bekend: decreet Leerlingenbegeleiding, M-decreet, diverse organisatorische mogelijkheden, flexibele trajecten in het secundair onderwijs. Voor de specifieke vraag in verband met het inschrijvingsrecht in de Houthalense casus beklemtoonde de minister dat de regelgeving daarover ook in dat geval onverkort gold (dus enkel leerlingen weigeren op basis van capaciteit als de desbetreffende capaciteit vóór de start van de inschrijvingen was vastgelegd). Ten slotte lichtte de minister het doel van de dit schooljaar gestarte projecten (9 voorbeeldscholen in het basisonderwijs, 4 in het secundair onderwijs) toe in het tweede projectjaar (2021-2022) met het oog op eventuele aanpassingen aan de regelgeving ten vroegste vanaf 2022-2023.
Na nog wat pluimpjes aan ‘haar’ minister insisteerde vragensteller Krekels erop om toch nog wat meer te horen over die projecten vooral net met het oog op de verankering van die ervaringen in een Vlaanderenbreed sterk hoogbegaafdenbeleid (met of zonder extra middelen). Je voelde zo terzelfder tijd aan dat die vraag te vroeg kwam, wat nogal eens voorkomt bij parlementaire vragen. Vragensteller Vandromme wees, zoals haar collega Krekels vóór haar, erop dat er niet altijd voldoende kennis over de thematiek in de scholen was. Hoe kon daaraan versneld gewerkt worden? Er was heel wat eensgezindheid bij de sprekers en ze keken uit naar de resultaten van de vermelde projecten. Ook interveniënten Roosmarijn Beckers en Koen Daniëls trouwens. Die laatste hield nog een bijzonder pleidooi voor het excelleren.
Nadat minister Weyts zijn kernpunt over de al bestaande mogelijkheden in dit verband nog eens herhaald had, pleitte vragensteller Krekels vooral voor een vertaling van die mogelijkheden naar een praktische invulling op de werkvloer. Vragensteller Vandromme besloot de bespreking met een anekdotisch voorbeeld van goede praktijk in het basisonderwijs. Het was dus ook niet alles kommer en kwel en gebrek aan kennis ter zake wat de klok sloeg. Maar anderzijds stelde Vandromme haar hoop ook op het nieuwe Leersteundecreet als remedie voor de huidige onderbenutting van de mogelijkheden door leraren zodat die effectief ondersteund zouden worden in inclusief onderwijs en in het aanbieden van onderwijs dat rekening hield met elk talent van elk kind. Voorwaar geen kleine hoop, leek mij, hoe terecht ook.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen