Steve Vandenberghe had met 15 directeurs/personeelsleden uit het buitengewoon onderwijs gesproken en daaruit heel wat vragen voor minister Weyts gedistilleerd. Hij dacht in de richting van een versterking van de lerarenopleiding(en) met het oog op een tewerkstelling in het buitengewoon onderwijs. Bestonden daarvoor mogelijkheden in de initiële lerarenopleidingen en kon het bestaande banaba-aanbod buitengewoon onderwijs uitgebreid worden? Waren er verschillen in uitval tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs onder startende leraren en tussen leraren buitengewoon onderwijs met en zonder banaba buitengewoon onderwijs?
Minister Weyts ging ervanuit dat de bestaande lerarenopleidingen officieel mensen voorbereiden op het leraarschap in zowel gewoon als buitengewoon onderwijs. Theoretisch zal dat wel kloppen én via bepaalde opleidingsonderdelen en stages in bepaalde lerarenopleidingen zal op dat vlak zeker nu al goed werk geleverd worden. Maar eerlijk… ik denk niet dat men zoiets redelijkerwijs kan verwachten voor alle mogelijke contexten in het buitengewoon onderwijs: niet in een driejarige educatieve bacheloropleiding, laat staan in een tweejarige educatieve graduaatsopleiding of een tweejarige (c.q. eenjarige) educatieve masteropleiding. De minister verbond dat uitgangspunt wel meteen met de plannen ter zake in zijn beleidsnota. Hij had al vaker gesproken over ingrepen in het curriculum van de lerarenopleidingen, waarbij ik regelmatig enige scepsis liet merken in eerdere stukjes van deze blog. Met name zou er niet enkel aandacht moeten zijn voor diversiteit in de klassen anno 2022, maar ook voor versterking van leraren in spe (en leraren in functie) op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg. Je weet wel: de zgn. fasen 0 en 1 van het zorgcontinuüm, waarvoor ook de pedagogische begeleidingsdiensten gekleurde middelen zouden krijgen. Ook dat klopte natuurlijk, maar met die fasen 0 en 1 leek me nu ook weer niet het hele buitengewoon onderwijs ‘afgedekt’ te zijn. Overigens: had de ervaring met het M-decreet de voorbije jaren al niet uitgewezen dat het toch ook allemaal niet zo eenvoudig was? De vermelde plannen: ongetwijfeld goede intenties, maar in de praktijk veel makkelijker gezegd dan gedaan.
Inzake de banaba’s wees de minister op de twee relevante opleidingen in dit verband: de banaba Buitengewoon Onderwijs en de banaba Zorgverbreding en Remediërend Leren (met ook de zgn. niet-verworven salarisschaal voor de houders van die diploma’s). Dat zat al goed en de minister wilde niet meteen dat aantal opleidingen uitbreiden. Hij beëindigde zijn eerste antwoord met een verwijzing naar lopende pilootprojecten in de lerarenopleidingen, mogelijkheden voor zijinstromers en zijn communicatiecampagne in het kader van het lerarentekort.
Uit de repliek van vragensteller Vandenberghe en de tussenkomsten van interveniënten Loes Vandromme en Kathleen Krekels bleek vooral heel duidelijk dat zij veel belang hechtten aan het buitengewoon onderwijs en aan de vermelde banaba-opleidingen. De krapte op de arbeidsmarkt (van onderwijs én van de zorgsector) was daarbij wel een belangrijke en niet-eenvoudige omgevingsfactor. In de bespreking werd het thema voorts, heel logisch trouwens, gelinkt aan de commissie-Brinckman en aan het toekomstige decreet Leersteun. Daarbij kwamen in het tweede antwoord van de minister ook de kwestie van het ‘kenniscentrum’, oftewel ‘klaspraktijkcentrum’, (cf. commissie-Brinkman) en de Londense uitstap van de minister en diverse onderwijsverantwoordelijken, alsook de net gestarte onderzoeksopdracht over kwaliteitscriteria van leermiddelen (KU Leuven en Thomas More Hogeschool) opnieuw ter sprake.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de lerarenopleiding in het licht van het buitengewoon onderwijs van Steve Vandenberghe” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen