Na de toelichting van minister Weyts bij het ontwerpdecreet over de eindtermen tweede en derde graad so was het de beurt aan een vraag om uitleg van Koen Daniëls. Ook heel boeiend. Aanvankelijk betrof die vraag een ietwat technische personeelsaangelegenheid, nl.: het inzetten van een ambt (functie), betaald met middelen uit het beleidsdomein Onderwijs, in een instelling die onder een ander beleidsdomein ressorteerde, met name Welzijn. In het buitengewoon onderwijs en zijn belendende welzijnspercelen zou die praktijk weleens durven voorkomen, zo bleek uit de inleiding van vragensteller Daniëls. Mocht zoiets wel en op welke locatie werkte zo iemand dan? Later in de bespreking (cf. infra) kwam de kat wel enigszins anders op de koord dan die inleiding (en vragen) het deed voorkomen.
Minister Weyts gaf een helder beeld van de regelgeving ter zake, die (vermoed ik) vragensteller Daniëls ook wel al kende. Er waren omstandigheden waarin onderwijspersoneel ruimer inzetbaar was (cf. scholengemeenschap, ondersteuningsnetwerk, …), maar de decreten Rechtspositie verboden expliciet dat onderwijspersoneel aan derden ter beschikking gesteld werd. Toch, zo ging de minister verder, was er soms een intensieve samenwerking tussen het buitengewoon onderwijs en welzijnsvoorzieningen, zeker als de betrokken instellingen zich op één campus bevonden. In dat geval was expertisedeling wel toe te juichen, mits goede afspraken. Daarmee werd de situatie dan toch weer iets minder duidelijk. Maar dan kwam die kat. Terecht zei minister Weyts wel dat dit thema deel uitmaakte van een ruimere discussie die ook (niet toevallig) in het Regeerakkoord stond. Namelijk de bekommernis dat onderwijsmiddelen moesten worden gebruikt waarvoor ze bedoeld waren: in de school en de klas. Dat klopte inderdaad, maar wat niet klopte, was de verwijzing in dit verband naar de in de steigers staande gunning m.b.t. een audit van “middelenstroom onderwijskoepels en centrale diensten GO!”. Dat onderzoek (als een nulmeting) slaat duidelijk niet op het type casus waarover Daniëls’ vraag om uitleg ging, maar alleen op de middelenstroom van (alle) onderwijskoepels en de centrale diensten van het GO!. “(…) heb ik een nulmeting opgezet om na te gaan of en hoeveel mensen en middelen van de scholen naar tussenstructuren, de koepels, onderwijsnetten, inrichtende machten of andere externen vloeien”: die uitspraak van minister Weyts klopte dus niet. Het was wel de desbetreffende (ruimere) passage uit het Regeerakkoord, maar het onderzoek in kwestie slaat slechts op een deel daarvan en niet op het probleem dat vragensteller Daniëls aankaartte met zijn vraag om uitleg. Men leze gewoon p.20-22 van het bestek in kwestie en dan wordt dat heel duidelijk. Op 12 januari 2021 had overigens ook een infosessie voor kandidaat-onderzoekers in dit verband plaatsgevonden.
Vragensteller Daniëls herhaalde vooral wat de minister gezegd had, maar verwees vervolgens ook naar “vormen van samenwerkingsakkoorden [die hij had] mogen inkijken waarbij men vrijwillig middelen afstaat aan een andere instantie, omdat daar een return tegenover staat.” Hij had daar zijn twijfels bij. Voor het vermelde onderzoek (en nulmeting) vroeg hij zich nog af in hoeverre de zgn. verificateurs van Onderwijs daarbij een rol konden spelen, wat personeelsinzet betrof. Konden die dat daadwerkelijk nagaan? Omdat het lang niet de eerste keer was dat Daniëls dit (ruimere) thema ter sprake bracht, had ook ik een groot déjà-vu gevoel. Al in de onderwijsbrochure (p.44 et al.) van Daniëls’ partij in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 (!), stonden al zulke ideeën.
Van interveniënt Jo Brouns weten we intussen dat hij (en terecht) erg geïnteresseerd is in een modern en flexibel humanresourcesbeleid in het onderwijs en hij bracht dan ook een interessante nuancering in de zaak aan, met name rond het delen van personeel (zelfs) tussen verschillende overheden. Interveniënt Loes Vandromme sloot zich daarbij aan met de casus van de kinderverzorgers in de buitenschoolse opvang. Boeiend allemaal.
Minister Weyts wilde niet vooruitlopen op de zaken en eerst het geplande onderzoek afwachten. Finaal moest dat uitlopen op duidelijke reglementaire afspraken. Vragensteller Daniëls herhaalde de diverse vermelde elementen die ingebracht waren in de bespreking, maar (en dat herhaal ik hier nu ook eens, want dat is belangrijk) bleef daarbij de fout maken dat de vermelde nulmeting zou handelen over het aanvankelijke thema van zijn vraag om uitleg.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de aanwending van onderwijsmiddelen voor functies in andere beleidsdomeinen van Koen Daniëls” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen