Gespreid over de commissievergaderingen van 12 en 19 november 2020 hielden, na de initiële toelichting door minister Weyts, liefst 18 Vlaams Parlementsleden een tussenkomst, met deels een eigen, soms erg uitgebreid exposé en deels soms een waslijst aan vragen. Er zou nog een commissievergadering aan de zaak besteed worden, maar omdat de minister op 19 november ‘s namiddags toch al bij al op heel wat zaken geantwoord had (ook op bepaalde vragen die die ochtend aan bod waren gekomen), toch alvast dit commentaar. Eventueel bijkomende elementen kunnen later toegevoegd worden in een volgende nieuwsbrief.
Voor we naar de selectie van concretere punten gaan die mijn aandacht trokken tijdens de commissievergaderingen in kwestie, graag nog eerst enkele algemene, overkoepelende zaken. In het verleden was er, naast de decretale begrotingsdocumenten (incl. ook het ontwerp van Programmadecreet), per begrotingsjaar een zgn. beleidsbrief (na de zgn. beleidsnota aan het begin van de legislatuur). Het format van zo’n beleidsbrief ziet er nu een beetje anders uit (N.B. Het was al ongeveer toegepast bij de beleidsnota vorig jaar) en heet Beleids- en begrotingstoelichting, waarin ook een aantal cijfers geïntegreerd is, waarvoor vroeger aparte documenten bestonden. Een eerder geïntegreerd format, zeg maar.
Heel wat vragen gingen niet onlogisch over allerlei inhoudelijke thema’s die in het voorafgaande jaar al vaak het voorwerp van vragen om uitleg, actuele vragen, voorstellen van resolutie, gedachtewisselingen en hoorzittingen geweest waren. Vele uitspraken en redeneringen van toen kwamen dus nu ook regelmatig terug, maar dan met de budgettaire cijfers erbij.
Vaak kwamen de vragen op twee zaken neer: vragen naar meer concretisering/verdere toelichting en vragen naar de timing. Met daarbij ook aandacht voor het lot van de initiële besparingen.
Ik noteerde heel graag de terechte procedurele én inhoudelijke tussenkomst van voorzitter Karolien Grosemans net na het exposé van Jean-Jacques De Gucht (er waren toen drie sprekers aan de beurt geweest: achtereenvolgens Koen Daniëls, Hannelore Goeman en Jean-Jacques De Gucht): Grosemans regelde netjes de verdeling van de werkzaamheden over deze en de volgende commissievergaderingen, maar riep vooral op om bij de presentatie van de minister te blijven en te brede beschouwingen achterwege te laten…
Ten slotte had minister Weyts nog een interessante metafoor uit de sportwereld, waaronder hij zijn hele aanpak voor 2021 positioneerde en die hij heel precies toelichtte: in zijn geval kwam die metafoor ook niet toevallig uit het Catalaans, remuntada, en hij ging terug op de voetbalwedstrijd PSG – FC Barcelona (16de finales van de Champions League) op 14 februari 2017 in Parijs, die PSG gewonnen had met 4-0, waarna in de terugwedstrijd, met 100.000 toeschouwers in Barcelona, PSG nogmaals op voorsprong kwam (0-1) en dus gewonnen spel dacht te hebben maar FC Barcelona in een grootse remuntada terugvocht en finaal de wedstrijd won met 6-1 (!). Een groot feest brak los. Het ‘concept’ had overigens ook een al iets oudere voorgeschiedenis, zo ontdekte ik, maar dat terzijde. Hoe dan ook, zo’n huzarenstuk (N.B. hoewel die Hongaarse verwijzing dezer dagen misschien niet zo politiek correct oogt; de diminutiefvorm van het woord zou alleszins geen recht doen aan de grootsheid van de daad, stuk dus en geen stukje) had de minister ook voor onze Vlaamse onderwijsachterstands- en coronasituatie op het oog: van achterstand naar voorsprong!
Als eerste stap in de parlementaire bespreking lichtte de jarige minister (50 geworden) in ongeveer een uur en een kwart de begroting en zijn beleid voor 2021 toe in een overzichtelijke Powerpointpresentatie, waaruit ik hier alleen de gedetailleerde en handige oplijsting van de belangrijkste begrotingscijfers bezorg. De beleidsinhoudelijke kant van de zaak, dus de invulling voor 2021 van de strategische en operationele doelstellingen van de initiële beleidsnota kun je makkelijk lezen in het parlementaire document zelf: Beleids- en begrotingstoelichting Onderwijs en Vorming. Begrotingsjaar 2021 (p.5-35). Voor het daarmee samenhangende Programmadecreet (voor Onderwijs: memorie van toelichting (p.18-32) en artikelen (p.230-243) verwijs ik graag naar dit handige korte overzicht uit de presentatie van minister Weyts.
Een beperkte greep dan uit de bespreking zelf, in een willekeurige volgorde.
Eén. Voor de algemene budgettaire situatie benadrukte minister Weyts het betere nieuws ten opzichte van het begin van de legislatuur. Dat betekende zeker niet dat diverse besparingen van toen ineens niet meer zouden gelden, maar er waren alleszins nu ook substantiële nominale bedragen extra, mede ook in de coronacontext. De bovenvermelde oplijsting van de belangrijkste begrotingscijfers geeft daarvan een goed beeld. Zonder pessimistisch te willen zijn, mogen we, zoals Johan Danen, gelijk niet vergeten dat de stijging van nominale bedragen in de begroting voor het beleidsdomein Onderwijs (net door de omvang van dat domein) weliswaar spectaculair kunnen ogen, maar daarom nog niet per se voldoende zijn voor de noden. Voor een goed begrip: de coronarelancemiddelen (585 miljoen euro= 375 (ICT) + 60 (ho) + 60 (vwo) + 90 (meest kwetsbaren)) zijn grotendeels eenmalig, uitgezonderd 10% van dat ICT-budget.
Twee. Bij de pedagogische begeleidingsdiensten (PB’s) kwamen er geen besparingen op hun reguliere middelen, maar wel op hun zgn. aanvullende middelen (-2,98 miljoen euro). Van het resterende bedrag van die laatste middelen zou een groot deel, zoals ook in 2020 al, gekleurd worden voor remediëring (956.000). In 2022 zouden de aanvullende middelen dan helemaal wegvallen, maar dan zou er een bijkomende recurrente beleidsimpuls komen van 3,5 miljoen euro, die zou moeten worden ingezet voor de brede basiszorg (fase 0) en de verhoogde zorg (fase 1) in het zorgcontinuüm. Voorts zei minister Weyts dat in 2020-2021 het inhoudelijke kerntakendebat met de PB’s vanuit de noden in het werkveld gevoerd zou worden. Ten slotte viel het me op bij een weliswaar terechte vraag van Karolien Grosemans over opleidingen rond datageletterdheid voor onderwijspersoneel dat ze met geen woord repte over de PB’s op dat vlak.
Drie. Hoewel pas eind december de cijfers volledig zouden zijn, maakte minister Weyts gewag van een problematische 30% minder inschrijvingen dit schooljaar in het volwassenenonderwijs. Hij voorzag alvast in de 60 miljoen euro uit de relance-enveloppe, plande een 1-loketfunctie, zou de maatschappelijke opdracht van het volwassenenonderwijs verduidelijken en werkte aan een structureel plan. Het viel me wel op dat wanneer enkele politici praatten over levenslang en levensbreed leren ze exclusief aan de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie dachten. Het Platform LevensLang Leren bevat niet voor niets, lijkt mij, nog andere actoren (met het oog op nog andere doelpublieken), zoals daar zijn: de hogeronderwijsinstellingen.
Vier. Wat die laatste betrof, passeerden in de parlementaire bespreking meerdere aspecten de revue. Artikel 38 van het ontwerp van Programmadecreet zorgde daar voor enkele opmerkingen: minister Weyts zei dat het, wat de graduaatsopleidingen betrof, om een aftopping ging van de groei. De extra middelen voor het verhogen van de onderwijsbelastingseenheden (OBE’s) in het studiegebied Industriële wetenschappen en technologie en in het studiegebied Handelswetenschappen en bedrijfskunde van de hogescholen kwamen er zoals gepland, maar daar zou het voorlopig bij blijven (cf. vraag van Koen Daniëls). In tegenstelling tot Hannelore Goeman vond minister Weyts de ontwikkelingen in de studie-efficiëntie wél problematisch en dat thema was nu het voorwerp van een werkgroep. De minister zag inzake de toeleiding naar het lerarenberoep dan weer geen tegenstelling tussen een zekere verstrenging voor de ‘gewone’ (generatie)studenten in de lerarenopleidingen en een zekere versoepeling voor de zijinstromers. Beide dienden hetzelfde doel. Dat klopte wel, maar Loes Vandromme zag wel een tegenstelling en ik ook. De geplande besparingen in het hoger onderwijs bleven behouden.
Vijf. Heel wat vragen over de besparingen (20 miljoen euro) in het secundair onderwijs. Hoe zat het daarmee? Die bleven weliswaar ook behouden, aldus minister Weyts, maar dan wel met zo weinig mogelijk impact op de klasvloer zelf. Vervolgens lichtte hij daarvoor de hele aanpak toe rond de (versnelde) vaste benoeming. Een aanpak die niet voor de eerste keer gebruikt werd voor besparingen, maar die ook nog andere voordelen meebracht, met name o.a. de reorganisatie van de evaluatieprocedure. Aan de decretale teksten daarover werd nu gewerkt. Loes Vandromme merkte in dat verband nog op dat de “rotte-appel”-metafoor in een bepaalde krant niet háár taalgebruik was, waarop minister Weyts zei dat het evenmin het zijne was. Die krant, waarmee hij tussen haakjes niet gesproken had, had blijkbaar eigenhandig de vermeende gedachten van de minister willen expliciteren, waarna een titelredacteur mét zelfs gebruik van aanhalingstekens er nog een schep bovenop meende te moeten doen met een aldus gefingeerde krantenkop…
Zes. Het zgn. Leersteundecreet als opvolger van het M-decreet. De minister werkte aan een conceptnota, waarbij de focus lag op ondersteuning in de zgn. fasen 0 en 1 van het zorgcontinuüm naast het buitengewoon onderwijs. Maar dat was voor hem een deel van een traject waarin (voor het basisonderwijs) al stappen gezet waren en hij noemde met bedragen (op kruissnelheid): leerondersteuning (23 miljoen euro), zorgtijdgarantie (30 miljoen euro) en hoogbegaafden (0,5 miljoen euro). Ten slotte was ook het verband met het lopende kerntakendebat van de pedagogische begeleidingsdiensten relevant (cf. supra).
Zeven. De nulmeting voor de middelen van de onderwijskoepels en de centrale diensten van het GO!. In 2021 zou dat werk starten met een bevraging aan de koepels en het GO! om een zicht te krijgen op de bedragen en de daarvoor geleverde diensten. Er werd een bestek opgemaakt om die opdracht te gunnen, die klaar zou zijn eind 2021. Een stuurgroep begeleidde de zaak.
Acht. Al zo vaak besproken de voorbije maanden in de coronacontext, het (ruimere) digitaliseringsplan van de minister. Meerdere interveniënten verwezen ernaar, maar zeker Jo Brouns ging er opnieuw uitvoerig op in. Bij mijn weten antwoordde de minister niet op de vraag wanneer zijn digitaliseringsplan er zou komen. Wel benadrukte hij het bedrag van 375 miljoen euro (cf. supra) voor uiteenlopende ICT-uitgaven (de ‘digisprong’), incl. de verdeling van laptops. Wat dat laatste betrof, had Karolien Grosemans al vóór hem stevig uitgehaald naar de opruiende, schandelijke communicatie daarover van enkele oppositiepartijen, maar ook de minister zelf sprak van goedkope, misplaatste kritiek, incl. een communautaire sneer naar de PS-kameraden in de Franse Gemeenschap. Hij was gelijk wél lovend over de snelle aanpak in dezen via de raamcontracten van vooral Katholiek Onderwijs Vlaanderen en het GO!, waardoor de tijdrovende weg van de Wet op de overheidsopdrachten vermeden kon worden.
Negen. Over het groeipad in het basisonderwijs naar de geplande 100 miljoen euro extra deze legislatuur rekende minister Weyts voor: eerst nog los van die 100 miljoen euro was er de 71 miljoen euro om de kloof tussen kleuter- en lager onderwijs te dichten, dan was er de 23 miljoen euro voor zorg en over andere middelen ging er nog overleg zijn. Na de vraag van Loes Vandromme hierover zei de minister dat er voor de aanpak van de eindtermen bao al lessen getrokken waren uit de ervaringen met de eindtermen secundair onderwijs. Afwachten toch maar, dacht ik.
Tien. Inzake infrastructuur, een belangrijke budgettaire klassieker, ging het in 2021 vooral over 68 miljoen euro aan projecten voor capaciteitsuitbreiding, waarvan nog 34 miljoen euro verdeeld moest worden over de onderwijsnetten aan de hand van concrete capaciteitsprojecten. Voorts herhaalde minister Weyts dat het bestaande (DBFM)-programma ‘Scholen van Morgen’ volledig uitgevoerd zou worden tegen 2022. Samen met de meer kleinschalige projectspecifieke DBFM-overeenkomsten was dat alles goed voor een investeringswaarde van 550 miljoen euro. Een nieuw DBFM-programma ‘Scholen voor Vlaanderen’ betekende nog eens ongeveer 1 miljard euro.
Elf ten slotte. Nog enkele thema’s in vogelvlucht. Op een vraag van Roosmarijn Beckers schetste minister Weyts, conform Onderwijsdecreet XXX, de timing van de geplande taalscreening in het kleuteronderwijs en de daarmee eventueel gepaard gaande taalintegratietrajecten (met de 9 miljoen euro erbij kwam dat neer op 12 miljoen euro extra ten opzichte van 2019, terwijl toenmalig onderwijsminister Pascal Smet zulke trajecten al ingevoerd had, maar dan wel zonder middelen, aldus minister Weyts). De beslissing rond de overstap naar het lager onderwijs kwam de klassenraad toe en het ging dus niet om een toelatingsexamen. Ook voor anderstalige nieuwkomers waren regelingen getroffen in Onderwijsdecreet XXX. Over de opvolging van het bestaande steunpunt SONO door een nieuw steunpunt en over het terugdringen van de planlast kregen we telkens een herhaling van wat minister Weyts al eerder geantwoord had op parlementaire vragen daarover. En over de onderwijsinternaten ten slotte was er nu een conceptnota (Vlaamse regering, 13 november 2020), die meer gelijkheid zou realiseren, waarbij het toch wel ging om een complex thema mét allerlei historische erfenissen, aldus nog minister Weyts.
Je kunt uiteraard ook al de video van de integrale vergaderingen (deel 12 november (toelichting minister en eerste reeks vragen leden), deel 19 november ochtend (tweede reeks vragen leden) en deel 19 november namiddag (antwoorden minister op vragen van 12 november)) bekijken.
Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey