GFL-doelen rond leren leren bereiken én leerplandoelen geschiedenis, sla twee vliegen in één klap met de leerfiches! Deze fiches bieden een ideaal ondersteuningsmiddel voor jou als leraar om in te zetten op de GFL-doelen rond leren leren in jouw geschiedenisles.
Download de leerfiches.
Oriënteren en plannen - Fiche 1: toets jezelf voor de cursus opengaat
Voorbeeld : na een les(senreeks) over de voedselverzamelaar-jager
Het is mogelijk om voorkennis op te halen via een brainstorm. Je bezorgt alle leerlingen bij het binnenkomen van het lokaal een post-it. Vervolgens projecteer je een vraag, alsook wat je aan voorkennis wenst op te halen. Zorg ervoor dat deze elementen expliciet verband houden met de leerplandoelen, want dat is wat gerealiseerd moet worden. Iedere bullet houdt verband met een leerplandoel: tussen situeren in tijd, ruimte en de maatschappelijke domeinen.
Dit is wat je projecteert:
“Wie zijn de voedselverzamelaars-jagers?”
Vervolgens geef je de leerlingen één minuut de tijd om deze zaken te noteren. Ze doen dit individueel. Ondertussen loop je als leraar door het lokaal en bekijk je wat leerlingen noteren. Op deze manier krijg je zicht op wie wat kan. Eventueel ondersteun je leerlingen die weinig of niets noteren of je stuurt bij waar nodig. Je hoeft ook niet bij alle leerlingen langs te lopen.
Nadien vraag je om de post-it te wisselen met een partner. Dertig seconden volstaan hiervoor. Het is de bedoeling om na te gaan welke verschillen of overeenkomsten er zijn. Aangezien er gevraagd wordt naar minstens twee kenmerken, bestaat de kans dat er een extra kenmerk wordt opgehaald in het geheugen. Hier leren de leerlingen van elkaar. Om deze lesfase af te ronden vraag je enkele leerlingen om te verwoorden wat ze genoteerd hebben en welke bijkomende elementen ze gelezen hebben.
Deze startfase kan je beperken tot vijf minuten van de lestijd. Een voordeel bij deze manier van werken is dat álle leerlingen geactiveerd worden.
Voorbeeld: een les(senreeks) over de Romeinse economie
De Cornell methode is een effectieve notitietechniek die leerlingen helpt om informatie beter te organiseren en te onthouden. Hier volgt een voorbeeld van hoe je deze methode kan inzetten bij een thema over de economie bij de Romeinen.
Stap 1: Introduceer het onderwerp en situeer binnen het referentiekader (tijd, ruimte). Verwijs naar de gewenste kenmerken van samenleving: handel, landbouw, ambacht en gebruik van geld.
Stap 2: Na deze introductie vervolg je met de uitleg van de Cornell methode. Het is namelijk de bedoeling dat leerlingen zich deze strategie eigen leren maken. Dit kan enkel wanneer je hen dit laat toepassen tijdens de les. Demonstreer dus ook hoe deze methodiek werkt en koppel al aan het kader van jouw les(senreeks). Eventueel kan je een werkblaadje opstellen waarin de structuur al opgenomen staat. Op deze manier moeten de leerlingen het schema gewoon aanvullen.
Het titelvak kan je samen invullen. Door dit steevast op dezelfde manier te doen, over lessenreeksen heen, zal hun inzicht in het referentiekader ook verdiepen. Bijkomend zal het hun redeneringsvermogen ten goede komen.
Stap 3: Geef de inhoud van de les en illustreer met audiovisueel materiaal, bronnen, kaarten en grafieken die expliciet linken aan de te behandelen historische vragen. Op basis daarvan kunnen de leerlingen individueel of per twee aantekeningen maken op het blanco schema.
Voorzie enkele pauzemomenten tijdens de les, zodanig dat de leerlingen de tijd hebben om kwaliteitsvol zaken te noteren. Ga dan ook eens rond in jouw klas en bekijk hoe de leerlingen noteren. Je kan onmiddellijk feedback geven en good practices verder bemoedigen.
Stap 4: Op het einde van de lessenreeks vraag je de leerlingen om onderaan hun pagina een samenvatting te schrijven over de Romeinse economie.
Stap 5: Organiseer een klassikaal moment waarin leerlingen hun vragen en samenvattingen delen. Dit bevordert interactie en verdiept het begrip van het onderwerp. Geef feedback over hoe ze de Cornell methode hebben toegepast en waar ze nog kunnen verbeteren.
Het neemt natuurlijk wel enige tijd in beslag, maar bekijk het voordeel op termijn. Wanneer leerlingen hier systematisch gebruik van maken, op aangeven van expliciete instructie van de leraar, zullen ze zich deze methode eigen maken. De begeleiding kan dan stelselmatig verminderd worden en een werkblaadje is niet langer een noodzaak. Dit verwijst eveneens naar doel 26 uit het GFL waarbij leerlingen zich cognitieve leerstrategieën eigen moeten maken. Hierin ligt ook een kans voor vakgroepwerking om gelijkgericht te werken.
Voorbeeld: een les(senreeks) over het ontstaan van de sedentaire samenleving
Het lesonderwerp doet al vermoeden dat de doelstelling rond causaliteit wordt geoefend. Dit linkt ook zeer sterk aan het talige van ons vak. Voor leerlingen uit de eerste graad (maar uit daaropvolgende graden) is het niet altijd eenvoudig om causale verbanden te verwoorden. Oefenen tijdens de les is dus de boodschap. Hoe kan je dit doen?
Je kan bijvoorbeeld kaartjes maken met de volgende begrippen: bevolkingstoename - landbouw - jager-verzamelaar – domesticatie dieren. Per duo geef je de leerlingen een pakje kaartjes, alsook twee blanco fiches waarvan eentje voor elke leerling.
Vervolgens vraag je de leerlingen om per twee de begrippen in chronologische volgorde te plaatsen. Voorzie hiervoor maximaal vijf minuten. Terwijl ze aan het werk zijn ga je langs bij de duo’s en je stuurt bij waar nodig. Geef de volgorde niet prijs, maar stel redeneringsvragen om hen op het juiste pad te zetten. Eventueel kan je toelaten het leermiddel te gebruiken indien het moeilijk lukt.
Eens de werktijd voorbij toon je de correcte volgorde. Vervolgens, om in te zetten op diepgaand redeneren en op talige versterking, vraag je de leerlingen om individueel de redenering die ze gemaakt hebben te noteren op hun fiche. Vraag eveneens om situering in tijd en ruimte toe te voegen. Op deze manier worden nog extra leerplandoelen betrokken bij de oefening. Laat ook de begrippen markeren in hun uitgeschreven redenering. Opnieuw voorzie je hier een vijftal minuten voor. Ga rond om te bemoedigen. Nadien laat je de fiches uitwisselen, los van de duo’s. De leerlingen lezen dan de redenering van een andere leerling. Vervolgens vraag je om de redenering van de andere aan te vullen of te corrigeren met een zin of enkele woorden. Als eindpunt laat je enkele leerlingen een aangevulde redenering voorlezen.
Dit is eveneens een voorbeeld van effectieve didactiek: alle leerlingen worden aangesproken, ze leren van elkaar en ze oefenen én herhalen tijdens de les binnen een haalbare tijdspanne.
Voorbeeld: een les over de Griekse bouwkunst
Op het einde van deze les kan het waardevol zijn om na te gaan of de leerlingen kenmerken van de Griekse bouwkunst onder de knie hebben. Dit kan belangrijk zijn naar aanloop van komende lessen over de Romeinse bouwkunst, waar beide vormen met elkaar vergeleken kunnen worden.
Via digitale platformen kunnen er flashcards (link fiche 9) aangemaakt worden voor de leerlingen. Een andere optie is het maken van een werkblaadje, dat als start kan dienen voor een volgende les. Mogelijke vragen op de flashcards/het werkblaadje binnen de context van deze les zijn:
Bewaar hier zeker en vast de link met de geziene leerinhouden uit jouw leermiddel en denk ook aan de leerplandoelen bij het opstellen van de vragen voor dit exit-ticket. Eventueel kan je hier ook al linken leggen met een geplande evaluatie. Op deze manier weten de leerlingen wat de verwachtingen zijn. Bewaak dus een duidelijke lijn tussen leerplan, leerinhoud en evaluatie.
Wil je de GFL-doelen rond leren leren nog eens nalezen? Klik dan op deze link.
