Er is uiteraard niet alleen vandaag mythevorming en vervorming van historische beeldvorming rond historische fenomenen. Het kan daarom eens interessant zijn om dit ook met voorbeelden uit de Klassieke Oudheid zelf te duiden. Zo kunnen leerlingen inzien dat mythevorming een recurrent gegeven is en dus in alle historische periodes aanwezig was. Hierbij enkele kleine voorbeelden uit de Klassieke Oudheid:
- De Romeinen benijdden de Grieken met hun rijke cultuur. Daarom koesterden ze de mythe waarin de held Aeneas het brandende Troje verlaat, om vervolgens zijn nageslacht Rome te laten stichten. Hierdoor voelden de Romeinen zich verbonden met het culturele Griekenland.
- De mythe die de val van Troje aan de geboorte van Rome koppelt is echter niet van Romeinse hand, maar van Griekse. De macht van Rome breidde zich steeds meer uit. Door de Romeinse wortels in Griekenland te planten probeerden de Grieken een beetje met de eer te strijken. Het verhaal werd dus door beide kampen in stand gehouden.
- Door de vele veroveringen kreeg Rome een hellenistisch gelaat en sleepte een indrukwekkend stuk wereldgeschiedenis - geografisch en chronologisch – binnen zijn muren. Dat confronteerde het nog jonge Romeinse rijk met de vraag naar legitimatie en identiteit: wie zijn we eigenlijk, wat doen we hier en waar gaan we heen? Rome had nog geen narratief, een passend eigen verleden geformuleerd. Het antwoord kwam na twee eeuwen discussie, tegen het begin van onze tijdrekening. Onder andere in de vorm van de Aeneïs van Vergilius - Romes eigen Oude én Nieuwe Testament en in de vorm van enorme en succesvolle culturele en technische innovaties. Gestoeld op wat gedurende enkele eeuwen al was uitgeprobeerd en zinvol bevonden, gekozen uit wat het meest bruikbaar en aansprekend was van alle ‘oorlogsbuit’: van industriële en landbouwkundige vernieuwingen, bijvoorbeeld glasblazen, en boeken over de ontwikkelingen in religie en filosofie tot het gebruik van linnen en de introductie van het – goddelijk – keizerschap. Keizer Augustus verankerde het allemaal in het Romeinse rijk. Een nieuwe Romeinse canon ontstond, gestoeld op de tradities van de veroverde gebieden. En de afkomst werd gemythiseerd, zuiver en alleen om het gevoel van eenheid te versterken
- De mythologie zelf. In alle tijden heeft de mens met dezelfde diepe vragen gezeten ten overstaan van zichzelf en de wereld. Deze fundamentele vragen (wie ben ik, waar komt dit alles vandaan, waar gaat het naartoe, waarom is er dood en geboorte) vormen als het ware een tijdloos motief voor de mens bij het zoeken naar antwoorden. Mythen houden daarmee verband. Omdat de vragen oud en wezenlijk zijn, is het ook niet verwonderlijk dat mythologie, en godsdienst in het algemeen, een oud, prehistorisch fenomeen is, zoals geïllustreerd wordt door de Indo-Europese mythologie. Mythen maken dan ook deel uit van mondelinge overlevering. Door veranderende sociale omstandigheden en het losbreken van sociale groepen door migratie diversifiëren mythen. Sommige aspecten raken op de achtergrond, anderen worden juist benadrukt, sommige versmelten met elkaar, en andere verdwijnen. Hierdoor is de precieze ontstaanscontext en ontwikkeling van mythologieën niet altijd even duidelijk.