Krachtlijn Zinrijk en geïnspireerd: ethisch reflecteren (VII-InVe, VII-KaSt, VII-ScAd)

Zoek je informatie en inspiratie om met het plusdoel over ethisch reflecteren aan de slag te gaan?

Leerplandoelen

  • Integrale veiligheid: LPD 22+
  • Kapper-stylist: LPD 1+
  • Schoonheidsspecialist-adviseur: LPD 1+

Inleiding

sla link op in klembord

Kopieer

Ieder persoon voelt intuïtief aan wat goed of kwaad is? Als je geconfronteerd wordt met een kwaad daagt de situatie je intuïtief uit tot handelen en tot opkomen voor wat voor jou of voor de ander goed is. Je geweten spreekt.

Wat het goede voor jou betekent, leerde je vanuit je opvoeding, vanuit je levensbeschouwing en cultuur, maar ook vanuit je levenservaringen. Men noemt dit morele intuïties. Die morele intuïties zijn subjectief.

In het dagelijks leven en op de werkplek kom je ook situaties tegen waarin jouw visie over het goede, het goede leven of goed samenleven botst met de visie op goed leven of samenleven van anderen of van de organisatie. Die situaties nopen ons tot het stellen van ethische vragen en het maken van ethische keuzes.

Wanneer we ethisch reflecteren over keuzes (dilemma’s) of over goed handelen in een situatie, reflecteren we over de morele intuïties die aanwezig zijn bij alle betrokkenen in de situatie.
Als je reflecteert verhelder en verdiep je de manier waarop waarden en normen aanvoelen, sta je stil bij de emoties die een keuze te weeg brengen en sta je stil bij de eventuele gevolgen. Vervolgens probeer je deze keuzes te begrijpen en te evalueren. Bij het reflecteren over ethische keuzes zoek je naar een zo objectief, objectiveerbaar of redelijke mogelijke verantwoording van de keuzes die we maken.

In de klaspraktijk bieden ethische vragen, persoonlijke ervaringen van leerlingen of aangereikte situaties (casuïstiek) kansen om met het leerplandoel aan de slag te gaan.

In eerste rubriek geven we jou als leraar enkele handvatten om met leerlingen ethisch te reflecteren.

In een tweede rubriek vind je concrete lessuggesties. Die rubriek is opgebouwd vanuit drie subthema’s:

  • persoonlijke waarden en morele intuïties;
  • organisatiewaarden, deontologische principes of code en professionele gedragsnormen;
  • maatschappelijke thema’s.

Ethisch reflecteren over keuzes moet je leren. Vanuit drie subthema’s of perspectieven vind je suggesties om met leerlingen over ethische vragen of keuzes  te reflecteren. Bovendien vind je  diverse didactische werkvormen en lessuggesties die hen helpen om de nodige kennis en taal over het subthema te verwerven (een talig kader ontwikkelen).   
Uit onderzoek blijkt dat inzetten op ethische reflectie en besluitvorming maar effect heeft als het oefenen interactief gebeurt. Pas als mensen zelf actief meedenken en op zoek gaan naar integere keuzes of alternatieven, kan het oefenen een impact hebben op het eigen handelen en denken. In de voorgestelde didactische werkvormen en lessuggesties staat het dialogeren en het samen reflecteren dan ook centraal.

Elke rubriek kent een vaste opbouw:

  • Voorkennis activeren
  • Opstap: werkvormen in functie van het ontwikkelen van een talig kader
  • Reflecteren over ethische keuzes
    • reflecteren over een specifieke leervraag of keuze uit de dagelijkse (werk)context;
    • reflecteren over (aangereikte) situaties of casussen.

Reflecteren over ethische keuzes: handvatten voor de leraar

sla link op in klembord

Kopieer

Hoe reflecteren over ethische vragen en keuzes?

sla link op in klembord

Kopieer

  • Je kan kiezen of je het leerplandoel realiseert aan de hand van één subthema of vanuit een combinatie van perspectieven.
  • Je kan leerlingen zelf vragen of situaties voorleggen of je kan werken met situaties of vragen die leerlingen aanreiken, bv. vanuit ervaringen tijdens werkplekleren.
  • Je kan een leerlijn uitwerken van eerder eenvoudige vragen of keuzes tot meer complexe situaties. Bv. situaties met meerdere betrokkenen of ethische vragen over een maatschappelijk thema kunnen complexer zijn dan situaties over een ethische vraag die uitgaat van een innerlijk conflict bij jezelf.

Reflecteren over een specifieke vraag of keuze uit de dagelijkse (werk)context

sla link op in klembord

Kopieer

Je kan ervoor kiezen om te werken aan de hand van specifieke vragen of keuzes.

Mogelijke aanleiding

  • Een specifieke vraag, een artikel, beeldfragment of impuls (Thomas) waarin een ethische vraag wordt verbeeld of geformuleerd;
  • De verschillende werkvormen en voorbeelden uit de rubriek suggesties kunnen een opstap zijn om met leerlingen te reflecteren over mogelijke ethische keuzes.

Voorbeeld

  • In de wenken bij het leerplandoel vind je suggesties over concrete vragen uit het dagelijks leven van de leerlingen of eigen aan de beroepscontext die leiden tot ethische keuzes zoals
    • Vier je kerst in een cultureel divers team?
    • Hoe reageer je als een collega de veiligheidsregels niet volgt?

Mogelijke aanpak als opstap tot reflecteren

  • Je kan leerlingen verschillende scenario’s of antwoorden op de vraag laten bedenken (brainstorm) of je kan hen laten noteren wat zij zouden antwoorden op de vraag.
  • Je kan leerlingen in groepjes vanuit een bepaalde bril naar de vraag laten kijken en hen vanuit de die bril argumenten pro of contra laten formuleren, bv.
    • Vind je het ‘goed’ om als niet-christen kerst vieren met de collega’s? Hoe zou jij je daarbij voelen? Wat zou je nodig hebben om je gerespecteerd te voelen? Hoe zou je je antwoord motiveren?
    • Hoe zou jij motiveren waarom je de veiligheidsregels niet opvolgt?

Ethisch reflecteren over de vraag

Via een onderwijsleergesprek ga je met de leerlingen in dialoog. Je bekijkt samen men hen de vraag vanuit  verschillende perspectieven en je bespreekt verschillende antwoorden of keuzes om een afgewogen antwoord op de vraag te kunnen formuleren. Je helpt leerlingen hun spontane morele intuïties en keuzes in vraag te stellen. Laat hen mee nadenken over mogelijke gevolgen van keuzes, over mogelijke waardenconflicten, over het meest ideale versus het meest haalbare in een situatie.

Mogelijke reflectievragen

  • Wat betekent ‘goed’ of ‘verantwoord’ in deze situatie?
  • Kan je de motivatie of argumenten van de betrokkenen begrijpen? Waarom wel of waarom niet?
  • Vanuit welke intentie handel je? Wat is je doel?
  • Welke waarden komen hier mogelijk in conflict?
  • Wat zijn mogelijke alternatieven?
  • Wat zijn de mogelijke gevolgen van een bepaalde keuze voor de betrokkenen?
  • Welke waarden moet je tegenover elkaar afwegen om tot een keuze te komen?
  • Zou je na dit gesprek een andere keuze maken dan bij aanvang? Motiveer.
  • Is er een verschil tussen de meest ideale en meest haalbare keuze?
  • Is je rol als stagiair anders dan die als werknemer?

Reflecteren over persoonlijke ervaringen of (aangereikte) situaties.

sla link op in klembord

Kopieer

Je kan ervoor kiezen om te reflecteren over situaties die leerlingen zelf aanbrengen, bv. vanuit ervaringen op de werkplek. Als leerlingen in functie van werkplekleren werken met een portfolio of met stage-opdrachten, kan je leerlingen op basis van hun ervaringen op de werkplek situaties laten uitschrijven. Deze situaties kunnen een aanleiding vormen om te reflecteren over ethische keuzes.

Tips

  • Geef leerlingen suggesties om de situatie met voldoende diepgang uit te schrijven, bv. met behulp van een reflectiemodel. Bij het inspiratiemateriaal per subthema vind je mogelijke opdrachten.
  • Wanneer er onvoldoende veiligheid is om leerlingen eigen situaties te laten voorstellen, kan je hen ook de kans bieden om voorstellen aan te dragen die je vervolgens  anonimiseert alvorens ze te bespreken in de les;
  • Bepaal welke indeling van waarden je hanteert bij het analyseren van situaties.

Je kan vanuit gesprekken met stagebegeleiders, leraren of leerlingen zelf situaties uitschrijven en in gesprek brengen.

Hoe kan je met behulp van eenzelfde situatie met leerlingen reflecteren over ethische keuzes?

sla link op in klembord

Kopieer

Mogelijke aanleiding

De leerling komt terug van stage of werkplekleren en schreef in zijn logboek volgende situatie uit waarmee hij het moeilijk had en niet wist hoe ermee om te gaan. Hij schreef een situatie uit waarin de persoonlijke waarden van de stagiair botsen met de waarden van een collega en mogelijks met de waarden die organisatie nastreeft.

Voorbeeld van een uitgeschreven situatie

"Tijdens de middagpauze is er een collega die zich heel neerbuigend gedraagt tegenover een collega die een ondersteunende functie heeft. De collega stuurt een klein team aan, voert meestal het hoge woord en bepaalt de gesprekken aan tafel. Hij maakt bewust rommel en maakt opmerkingen als ‘jij ruimt op, hé’, hij maakt opmerkingen over haar terwijl ze erbij staat. Hij geeft opmerkingen over haar persoon, over haar afkomst, over haar hoofddoek … De collega heeft het zichtbaar moeilijk en verlaat het lokaal. De andere collega’s ‘lachen’ mee, maar verdedigen de collega niet.”
De leerling vindt dit echt niet kunnen, maar weet niet hoe hij/zij ermee moet omgaan.

Mogelijkheid 1

De situatie wordt voorgelezen en je formuleert in samenspraak met de leerlingen een ethische vraag.

Voorbeeld

  • Hoe handel ik in deze situatie op de meest verantwoorde wijze? of
  • Hoe streef je in deze situatie het goede na?

Via een onderwijsleergesprek breng je verschillende perspectieven binnen om samen met de leerlingen een afgewogen antwoord op de vraag te formuleren. Je laat leerlingen hun spontane morele intuïties en keuzes in vraag stellen. Laat hen mee nadenken over mogelijke gevolgen van keuzes, over intenties, mogelijke waardenconflicten, over het meest ideale versus het meest haalbare in een situatie.

Mogelijke reflectievragen

  • Wat zou jij doen in deze situatie? Motiveer je antwoord.
  • Probeer je in te leven in de collega die vernedert. Welke argumenten zou jij aandragen om je handelen te rechtvaardigen?
  • Probeer je in te leven in een collega’s die zwijgt. Welke argumenten zou jij aandragen om je zwijgen te verantwoorden?
  • Vanuit welke intentie zouden de betrokkenen handelen of welke motieven hebben ze?
  • Wat betekent ‘goed’ of ‘verantwoord’ in deze situatie?
  • Kan je de reactie van de betrokkenen begrijpen? Waarom wel of waarom niet?
  • Welke waarden komen hier mogelijk in conflict?
  • Is het goede nastreven anders voor een stagiair dan voor een collega in deze situatie? Waarom?
  • Is er een hiërarchische relatie tussen de betrokkenen?
  • Wat zijn de handelingsalternatieven?
  • Wat zijn de mogelijke gevolgen van een bepaalde keuze?
  • Is er een verschil tussen de meest ideale en meest haalbare keuze?
  •  …

Mogelijkheid 2

Er bestaan verschillende modellen of stappenplannen om op een gestructureerde manier over ethische vraagstukken te reflecteren en om tot een ethisch verantwoord besluit te komen. De meeste modellen hebben een aantal stappen gemeenschappelijk.

In dit voorbeeld vind je een illustratie van hoe je een stappenplan als handvat kan gebruiken om het reflecteren over een situatie te begeleiden. Leerlingen hoeven niet zelfstandig tot ethische besluitvorming te komen. Het leerplandoel vraagt enkel dat leerlingen reflecteren over ethische keuzes. Als die verdieping voor leerlingen mogelijk is, kan dit uiteraard.

Stap 1: je leest samen met de leerlingen de situatie.

Tip: als de je voelt dat de beschrijving van de situatie onvolledig is, stel dan aan de betrokken leerling verhelderingsvragen zoals ‘hoe reageerde de collega die neerbuigend werd behandeld in de casus?

Stap 2: je analyseert samen met de leerlingen de situatie en je formuleert samen een ethische vraag.

Mogelijke reflectievragen

  • Wat is de ethische vraag
    Bv. in deze casus: 'hoe handel ik in deze situatie om de meest verantwoorde wijze?'
    • Tip: je kan de vraag open of gesloten formuleren. Een gesloten vraag peilt ernaar of het goed is om op een bepaalde wijze te handelen: 'is het verantwoord om op een bepaalde wijze te handelen?'. Een open vraag peilt naar wat het best mogelijk is binnen een reeks van handelingsmogelijkheden/alternatieven/oplossingen ...: 'wat is de best mogelijke handelingswijze?' Welk de meest geschikte ethische vraag  (open of gesloten) is, hangt af van het probleem, de keuze waarvoor je staat of de situatie.
    • Valkuil: let op dat je de vraag niet herleidt tot een praktisch probleem.

  • Wie zijn de betrokkenen?
    Identificeer samen met wie de verschillende betrokkenen of actoren zijn in deze situatie. Stimuleer de leerlingen om ook aandacht te hebben voor de onzichtbare betrokkenen.
    Bv. in deze casus:
    • de collega die de collega neerbuigend behandelt (1);
    • de andere collega's (2);
    • de collega die neerbuigend behandeld wordt (3);
    • de stagiair (4);
    • de onzichtbare betrokkenen (5): de leidinggevende van het bedrijf, andere medewerkers, de stagebegeleider ...

  • Wat zijn hun motieven?
    • Je bespreekt met de leerlingen de mogelijke motieven van de verschillende betrokkenen:
      • Welke motieven of bedoelingen van de betrokkenen komen in de situatie aan het licht?
      • Welke onderliggende emoties spelen een rol?
      • Welke overtuigingen spelen mee of welke redenen geven ze aan?
    • Tip: ter ondersteuning kan je de leerlingen volgende hulpvraag stellen: 'stel je in de plaats van een betrokkene. Welke argumenten zou je aanbrengen om je gedrag in die situatie te motiveren of verdedigen? Laat leerllingen, bv. in duo brainstormen over argumenten vanuit het perspectief van één betrokkene. Breng de argumenten van de verschillende groepjes samen en gebruik die als basis om de onderliggende waarden, overtuigingen en emoties in kaart te brengen.

  • Zijn er bepaalde normen (afspraken) of organisatiewaarden die gelden of van toepassing zijn op de beschreven situatie?
    • Zijn er bepaalde normen die gelden binnen de beschreven situatie?
    • Zijn er bepaalde waarden die de organisatie wil uitdragen?

  • Welke informatie mis je nog?

Stap 3: je formuleert verschillende alternatieven.

  • Je laat leerlingen verschillende alternatieven of actiemogelijkheden noteren en benoemen. 
    Tip:
    • Brainstorm met de leerlingen over de mogelijke alternatieven. Het gebeurt zelden dat een vraag of een dilemma maar 2 alternatieve actiemogelijkheden heeft. Hoe meer alternatieven, hoe rijker de reflectie. Moedig hen aan om verbeelding te gebruiken.
    • Probeer leerlingen niet te belemmeren bij het formuleren van actiemogelijkheden of handelingsmogelijkheden. Er zijn in deze fase geen foute opties, de afweging tussen alternatieven komt later.
    • Laat leerlingen verwoorden welke kernwaarden centraal staan in de beschreven mogelijkheid. Welke waarde heeft prioriteit in het alternatief. Je kan leerlingen een lijstje met kernwaarden aanreiken (zie bijlage en subrubriek persoonlijke waarden).
    • In functie van de latere stap van de evaluatie kan je hen argumenten (redenen) laten zoeken voor de verschillende alternatieven. Je kan hen argumenten laten verwoorden voor die alternatieven die het verst afstaan van hun eigen morele intuïties. Je kan hen de verdediging van elke van de alternatieven laten oefenen: ‘probeer een alternatief voor de stellen aan de ander: welke argumenten zou je inbrengen om de ander te overtuigen (rationele argumenten, redenen)?

  • Mogelijke alternatieven in de casus?
    • Je zwijgt en laat de situatie voortduren.
    • Je spreekt de collega rechtstreeks aan.
    • Je bespreekt de situatie met je mentor.
    • Je bespreekt de situatie met je stagebegeleider.
    • Je spreekt de collega aan die zich vernederd voelt en je toont dat je meeleeft.
    • Je spreekt de vertrouwenspersoon in de organisatie aan.
    • ...

Stap 4: effecten inschatten

Vraag de leerlingen om zicht te proberen in te leven in één van de alternatieven en probeer de mogelijke effecten (positieve en negatieve gevolgen) van deze mogelijkheden voor de betrokkenen te verwoorden. Stimuleer hen om stil te staan bij het morele gewicht van de argumenten en probeer praktische argumenten te vermijden.

Tip: je kan leerlingen de suggestie doen om zich in te leven en in een bepaalde mogelijkheid en het scenario mentaal te verbeelden. Dat maakt het gemakkelijk om bepaalde gevolgen of effecten te verwoorden.

Toepassing op de beschreven casus

Wat zijn de mogelijke gevolgen van het rechtstreeks aanspreken van de collega?

  • Positief:
    • je voelt je goed omdat je opkwam voor de collega en voor rechtvaardigheid;
    • je bent blij dat je jezelf kon blijven in de situatie en dat je durft spreken;
    • ...
  • Negatief:
    • je wordt op je nummer gezet omdat je als stagiair je plaats niet kent;
    • je krijgt slechte punten op stage;
    • je wordt het volgende slachtoffer;
    • ...

Stap 5: evalueren en (voorlopig) concluderen

Door waarden, redenen en emoties bij elk van de handelingsmogelijkheden op te sommen, tegenover elkaar af te wegen, komt men tot een beslissing of een keuze. De nadruk ligt op het proces, niet op het vinden van de ultieme oplossing. Heel vaak leidt een bepaalde keuze immers tot een nieuw ethisch probleem of tot nieuwe vraag en dient de cyclus opnieuw doorlopen te worden.

Je kan bij het evalueren kernwaarden of fundamentele waarden tegenover elkaar afwegen. Het criterium van de evaluatie is proportionaliteit. Bestaat er een redelijke of proportionele verhouding tussen de waarden die we kunnen respecteren of bevorderen enerzijds en deze die bedreigen of schenden anderzijds.

Binnen verschillende ethische stromingen worden ook andere criteria geformuleerd in functie van het maken van een keuze.

Zo kan je vanuit de deontologische traditie de criteria ‘universaliteit’ en ‘wederkerigheid’ als hulpmiddel meenemen:

  • universaliteit betekent dat we iedereen in soortgelijke omstandigheden vanuit eenzelfde afweging van waarden zouden behandelen. Iedereen in een soortgelijke situatie is gelijk. Het criterium wijst op onpartijdigheid;
  • het tweede criterium, wederkerigheid verwijst naar de gulden regel: behandel anderen zoals jezelf behandeld wilt worden. We behandelen anderen dus vanuit dezelfde afweging van waarden als hoe we zelf behandeld zouden willen worden.

Andere mogelijke reflectievragen (criteria) die in deze fase het afwegen van de mogelijkheden en het maken van een keuze kunnen faciliteren:

  • Heb je het kiezen voor een bepaalde handelingsmogelijkheid geen zwaarwegende argumenten (uit de analyse) achterwege gelaten?
  • Probeer na te gaan welke gevoelens een bepaalde keuze bij jou zouden te weeg brengen: schuldgevoel, schaamte, trots, voldoening …
  • Probeer je voor te stellen hoe je je zou voelen als deze keuze of beslissing in een post op jouw sociale media zou staan? Hoe zou jij je voelen bij het idee dat je vrienden, familie of collega’s dit lezen? Die oefening kan je helpen om op zoek te gaan naar het beste alternatief.
  • Worden in bepaalde handelingsmogelijkheden bepaalde fundamentele principes (rode lijnen) geschonden, bv. mensenrechten of principes die verankerd zijn in de regelgeving (bv. GDPR)
  • Welke optie bevordert het best het goede leven of het goede samenleven van de betrokken mensen en hun omgeving?
  • Welke optie is de minst ethische optie, rekening houdend met de belangen en de waarden van alle betrokkenen?
  • Welke optie is de meest haalbare keuze in de huidige situatie? Misschien kan je in een latere fase evolueren naar de meest ethische optie?

Toepassing op de beschreven casus

Je reflecteert samen met de leerlingen over de keuze die het meest verantwoord is vanuit het perspectief van stagiair (meest haalbare).  Bv. aanspreken van de stagebegeleider voorkomt negatieve gevolgen voor de stagiair en biedt de stagiair kansen om de onrechtvaardige situatie te benoemen. Afhankelijk van de keuze van de stagebegeleider kunnen de gevolgen verschillend zijn.
Je kan ook nadenken over de ethisch meest ideale keuze in de situatie. Reflecteer met hen over wat die meest ideale keuze zou betekenen als je bv. werkt in de organisatie en je zou één van de collega’s zijn?  Je kan ook met de leerlingen reflecteren over datgene wat ze nodig zouden hebben om de meest ideale keuze na te streven.

Suggesties om met het leerplandoel aan de slag te gaan

sla link op in klembord

Kopieer

Relatie met andere leerplannen of leerplandoelen

sla link op in klembord

Kopieer

Het realiseren van het plusdoel kan je in relatie brengen met het realiseren van andere leerplandoelen, bv. uit andere (complementaire) leerplannen.

Bijlagen

sla link op in klembord

Kopieer

×
Kijkt als...
Niveau
Regio
Kan ik je helpen?