De leerlingen illustreren beperkingen van de courante westerse periodisering voor de bestudeerde periodes.
Periodes zijn interpretaties van het verleden en in die zin hebben ze geen absoluut karakter. Dat geldt ook voor tijdrekeningen. Leerlingen die dat inzien, zetten een belangrijke stap in de richting van kwaliteitsvol historisch denken.
De leerlingen kunnen in eigen woorden beperkingen opsommen van zowel de westerse periodisering als tijdrekening. Mogelijke beperkingen van periodiseringen (algemeen gesproken, dus niet alleen voor de westerse) zijn:
Een tijdrekening is meestal gebaseerd op een referentiepunt en dat kan verschillen van samenleving tot samenleving. Daardoor bestaat ook op dat vlak veel variatie. Ten tweede kan de manier van tellen verschillen, zoals de Juliaanse kalender en de Gregoriaanse kalender duidelijk maken.
Leerlingen moeten de beperkingen van de westerse periodisering en tijdrekening begrijpen: ze moeten ze dus zelf kunnen verwoorden. Toepassen op een voorbeeld hoeft niet.
Het leerplandoel spreekt niet over dé beperkingen. Je mag dus een keuze maken en hoeft het onderwerp niet helemaal uit te diepen. Je kan weer afstemmen op je doelgroep.
Leerlingen of groepen die wat meer uitdaging aankunnen, kunnen nadenken over het verschil tussen kloktijd en beleefde tijd. Die laatste categorie verwijst naar de menselijke ervaring van tijd die heel anders is dan de kloktijd. Soms lijkt de tijd stil te staan, dan weer vliegt de tijd en verhalen over het verleden kunnen een enorm tijdsverloop omvatten of net uitgebreid stilstaan bij één tijdsmoment.
Het gegeven dat de westerse periodisering niet wereldwijd geldt en zelfs variaties bevat tussen Europese landen, kan je aantonen door een tijdbalk met de westerse tijdvakken te plaatsen naast een tijdbalk van andere samenlevingen.
Je kan twee tijdlijnen ‘op elkaar’ laten leggen. Je geeft bijvoorbeeld een Chinese tijdlijn en vraagt om de klassieke westerse tijdlijn of de Nederlandse tijdlijn daar onder te schikken of daarop te tekenen (idee van Ann Geeroms, Instituut Sint-Vincentius a Paulo, Gijzegem).
Je kan de leerlingen duidelijk maken dat periodes slechts voor bepaalde ruimte gelden door bij elke periode leerlingen te laten inkleuren op welke gebieden die periode focust. Je kan hen in één beweging ook laten nadenken bij welk(e) domein(en) de start- en eindpunten van een periode horen. Die oefening maakt meteen ook duidelijk welk(e) domein(en) ogenschijnlijk (altijd voorzichtig zijn) niet veranderen.
Het bestaan van andere tijdrekeningen kan je op verschillende manieren aanbrengen:
Elke voorstelling van een periodisering kan geen consequente schaal hanteren. Je kan met leerlingen enkele tijdlijnen vergelijken of nog beter, hen vragen om zelf een tijdlijn te maken en hen zelf de problemen die daarbij komen kijken, laten ervaren.