De leerlingen stellen historische vragen over historische en actuele fenomenen.
Leerlingen die zelf een historische vraag kunnen formuleren, zetten een belangrijke stap richting zelfstandig historisch denken. Historische vragen zijn immers de motor van historisch denken. Zelf vragen mogen formuleren verhoogt ook de betrokkenheid en motivatie van de leerlingen. Tot slot krijg je als leraar inzicht in de interesses van leerlingen en kan je op die manier daar op inspelen.
De doelstelling beperkt zich tot het louter formuleren van een historische vraag. Leerlingen moeten nog geen beargumenteerd antwoord geven noch het soort van historische vraag aangeven.
De historische vraag hoeft niet per se beperkt blijven tot de geziene samenleving of periode maar mag ook ruimer gaan.
Je kan bij leerlingen peilen naar hun interesses over een bepaald lesthema of over een thema uit de actualiteit om van daaruit tot een historische vraag te komen.
Historische vragen kunnen beschrijvend (hoe?), verklarend (waarom?) of beoordelend (bv. peilen naar de belangrijkste oorzaak voor een historisch fenomeen) zijn.
Leerlingen kunnen de historische vraag opsplitsen in deelvragen. Je kan dat doen via een ‘vraagboom’, zoals het voorbeeld hieronder.
Via de Engelse site Classtools van een geschiedenisleraar kan je een andere grafische vorm dan de vraagboom gebruiken, een soort taartdiagram-met-vertakkingen. Je kan zelf online de velden invullen.
Werk met exit tickets waar leerlingen de kans krijgen om een vraag te stellen over de geziene leerstof. Dat hoeft niet noodzakelijk een historische vraag te zijn, maar aangezien je dit verbindt met een lesmoment zullen de leerlingen wellicht tot historische vragen komen. Je kan trouwens hun vragen dan gebruiken om te werken aan leerplandoel. Ontdek voorbeelden van een exit ticket.
Gebruik een placemat om historische vragen te verzamelen. Je kan dit in twee richtingen gebruiken: in de centrale rechthoek een thema noteren waarrond vier leerlingen elk in een zone een of meerdere vragen noteren. Je kan ook de centrale ruimte vrijlaten, leerlingen opdragen om vragen te bedenken rond een thema en dan in overleg de historische vragen centraal laten noteren.
Als tussenstap in een lessenreeks: laat leerlingen een historische vraag in het historisch referentiekader plaatsen (zie leerplandoel 2) en laat hen dan nadenken welke vraag of vragen je nog kan stellen om meer te weten te komen over een bepaald onderwerp of het vervolg. Je kan dit opnieuw doen via een ‘vraagboom’, maar dan een lege versie.
Een handige manier om leerlingen tot historische vragen te brengen is het in vraag stellen van feitelijke uitspraken. Hoe weten we dat en hoe bewijzen we dat? Je focust dan meer op de wetenschappelijke methode maar je stimuleert ook het inzicht dat geschiedenis een wetenschap is die opgebouwd is op argumenten. Leerlingen zijn voor dit soort vragen gevoelig, ze demonstreren daarmee hun groei naar zelfstandig kritisch denken. Stel dat je meegeeft dat de eerste sporen van landbouw in China dateren uit de periode 8000 à 6000 voor Christus. Door leerlingen te stimuleren om te vragen hoe we dat weten, kan je verwijzen naar archeologische vondsten en daaruit afgeleide hypothesen.
De Engelse leraar Russell Tarr lokt vragen uit door zijn les spectaculair te laten beginnen. Hij creëert een ‘crime scene’, met een afgespannen plaats-delict en een lichaam onder een wit laken. Leerlingen moeten vervolgens vragen formuleren die we kunnen stellen om te achterhalen wat er gebeurd is. De leraar noteert die aan bord. Vervolgens toont de leraar een hint, bijvoorbeeld een foto van Ötzi of Caesar of een reeks foto’s. Leerlingen kunnen dan hun vragen verfijnen.