Domeinoverschrijdend
Domeingebonden
Dubbele finaliteit LPD 2 De leerlingen formuleren een onderzoekbare historische vraag. LPD K1 De leerlingen formuleren een onderzoekbare historische vraag. /
Leerlingen die zelf een historische vraag kunnen formuleren, zetten een belangrijke stap richting zelfstandig historisch denken. Historische vragen zijn immers de motor van historisch denken. Zelf vragen mogen formuleren verhoogt ook de betrokkenheid en motivatie van de leerlingen. Tot slot krijg je als leraar inzicht in de interesses van leerlingen en kan je daar op die manier daarop inspelen.
De doelstelling beperkt zich tot het louter formuleren van een historische vraag. Leerlingen moeten nog geen beargumenteerd antwoord geven. Van sommige leerlingen mag verwacht worden dat ze een onderzoekbare historische vraag kunnen stellen.
De historische vraag hoeft niet per se beperkt blijven tot de geziene samenleving of periode maar mag ook ruimer gaan.
Een historische vraag is gericht op het menselijke verleden en gaat over het verleden, de relatie verleden-heden, geschiedenis (de totstandkoming van historische kennis) en historische beeldvorming.
Mogelijke criteria voor de onderzoekbaarheid van een vraag: een afbakening in tijd, ruimte of maatschappelijk domein, het bestaan van bronnen, de relevantie van bronnen, het gebruik van historische redeneerwijzen, de beschikbare tijd en middelen.
Je kan leerlingen zelf historische vragen laten stellen vanuit hun nieuwsgierigheid.
De instap van een les leent zich hier uitstekend toe. In plaats van de les te beginnen met de titel van het hoofdstuk of met de historische vraag, kan je de interesse van de leerling stimuleren door een verrassende, raadselachtige, anekdotische, verhalende, humoristische, actualiserende of controversiële instap te kiezen. Deze instappen nodigen vanzelf uit tot het stellen van vragen.
De tekeningen uit het boek Tijdlijn van Peter Goes zijn hiervoor een ideaal vertrekpunt. Neem bijvoorbeeld de tekening van de 15de eeuw. Laat leerlingen naar de prent kijken en vraag hen een gebeurtenis eruit te kiezen die hen aanspreekt en laat hen hierbij vragen formuleren.
Een bezoek aan het museum en meer bepaald de collectie Vlaamse Primitieven kan tot volgende werkvorm leiden. Leerlingen kunnen de historische vraag opsplitsen in deelvragen. Je kan dat doen via een ‘vraagboom’ zoals hieronder.
Je kan werken met exit tickets waar leerlingen de kans krijgen om een vraag te stellen over de geziene leerstof.
Dat hoeft niet noodzakelijk een historische vraag te zijn, maar aangezien je dit verbindt met een lesmoment zullen de leerlingen wellicht tot historische vragen komen. Je kan trouwens hun vragen dan gebruiken om te werken aan leerplandoel 1/1/1.
Je kan de leerlingen een placemat laten gebruiken om historische vragen te laten verzamelen. Je kan dit in twee richtingen gebruiken: in de centrale rechthoek een thema noteren waarrond vier leerlingen elk in een zone een of meerdere vragen noteren. Je kan ook de centrale ruimte vrijlaten, leerlingen opdragen om vragen te bedenken rond een thema en dan in overleg de historische vragen centraal laten noteren.
Als tussenstap in een lessenreeks: Je kan leerlingen een historische vraag in het historisch referentiekader laten plaatsen en hen dan laten nadenken welke vraag of vragen je nog kan stellen om meer te weten te komen over een bepaald onderwerp of het vervolg. Je kan dit opnieuw doen via een ‘vraagboom’, maar dan een lege versie.
Een handige manier om leerlingen tot historische vragen te brengen is het in vraag stellen van feitelijke uitspraken:
Hoe weten we dat en hoe bewijzen we dat? Je focust dan meer op de wetenschappelijke methode, maar je stimuleert ook het inzicht dat geschiedenis een wetenschap is die opgebouwd is op argumenten. Leerlingen zijn voor dit soort vragen gevoelig, ze demonstreren daarmee hun groei naar zelfstandig kritisch denken. Belang hierbij van explicit teaching!
Stel dat je meegeeft dat de mensen in de middeleeuwen vooral landbouwers waren. Door leerlingen te stimuleren om te vragen hoe we dat weten, kan je verwijzen naar archeologische vondsten, miniaturen, geschreven bronnen, … en daaruit afgeleide hypothesen.
De Engelse leraar Russell Tarr lokt vragen uit door zijn les spectaculair te laten beginnen. Hij creëert een ‘crime scene’, met een afgespannen plaats-delict en een lichaam onder een wit laken. Leerlingen moeten vervolgens vragen formuleren die we kunnen stellen om te achterhalen wat er gebeurd is. De leraar noteert die aan bord. Vervolgens toont de leraar een hint, bijvoorbeeld een foto van Karel de Grote of een reeks foto’s. Leerlingen kunnen dan hun vragen verfijnen.