Als een school kiest om duaal leren op te nemen in het opleidingsaanbod zal dit steeds gepaard gaan met het ontwikkelen van een instellingseigen visie op duaal leren. De voorbereiding op de invoering van het duaal leren start bij voorkeur minstens één jaar vooraf.
Vanuit deze visie zal je de rollen, verantwoordelijkheden en taken bepalen binnen de school. Begeleiden binnen duaal leren is teamwork, dus leraren, trajectbegeleiders en mentoren op de leerwerkplek zorgen samen voor de optimale begeleiding van de cursisten. De trajectbegeleiding staat hierbij centraal.
Het is aanbevolen regelmatig, dus ook na de opstart, met de leraren te reflecteren over de visie en de realisatie ervan in de concrete werking op de werkvloer en op school.
Daarnaast is het ook belangrijk om je potentiële doelgroep te definiëren. Richt je je op werknemers die de job al uitvoeren, maar nog niet beschikken over de beroepskwalificatie? Richt je je op werkzoekenden die bewust kiezen om zich te herscholen?
Hier vind je juiste en up-to-date juridische informatie.
Informeren is een onontbeerlijk element om van duaal leren een actieve en bewuste keuze te maken.
Neem voldoende tijd om alle betrokkenen rechtstreeks aan te spreken en geef duidelijke informatie. Je kunt hiervoor, afhankelijk van de doelgroep die je wilt informeren, verschillende initiatieven nemen:
Om een opleiding duaal te kunnen inrichten heb je toegang nodig tot het digitale loket. Dit verloopt via het systeem van elektronisch aanmelden van de Vlaamse overheid.
Via het digitale loket vind je ook heel wat handleidingen en tutorials terug over het opmaken van de verschillende contracten, het wijzigen van een overeenkomst ....
De leerplannen kun je raadplegen op de leerplanpagina’s van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. De opleidingsprofielen kun je raadplegen op de website van AHOVOKS.
Niet elke opleiding kan duaal ingericht worden. De opleiding moet gebaseerd zijn op een beroepskwalificatie en de rubriek duaal moet in het opleidingsprofiel opgenomen zijn. Deze rubriek wordt pas opgenomen als het Vlaams Partnerschap Duaal Leren de goedkeuring heeft gegeven.
Bijlage omzendbrief VWO - klik bijlage 14 aan voor de lijst met opleidingen volwassenenonderwijs die duaal kunnen aangeboden worden.
Het is niet verplicht naast een duale opleiding ook de niet-duale variant aan te bieden. Een school kan er dus voor kiezen om een opleiding enkel via een duale leerweg aan te bieden.
Een school kan ook kiezen om een traject met veel werkplekleren niet officieel duaal in te richten:
Voor duale trajecten gelden dezelfde inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden als voor niet-duale trajecten. Het centrum registreert de inschrijving van duale cursisten in DAVINCI onder de apart ingerichte opleidingsvariant ‘duaal georganiseerd’.
De rol en taak van trajectbegeleiding is decretaal vastgelegd: 'Het is een continu proces van begeleiding en opvolging van de persoonlijke ontwikkeling en vorming van de cursist zowel tijdens de schoolcomponent als tijdens de werkplekcomponent met het oog op de volledige realisatie van het opleidingsplan'.
Ondersteuningsaanbod voor trajectbegeleiders in duaal leren in het volwassenenonderwijs. Je vindt er heel wat infofiches terug die up-to-date gehouden worden.
De trajectbegeleiding neemt een centrale rol in en situeert zich op drie niveaus:
Het is de keuze van de school/centrum om de verschillende aspecten toe te wijzen aan één personeelslid of aan verschillende personeelsleden. Vanwege het ruime takenpakket en omwille van de complexiteit van de job spreken we het liefst van trajectbegeleiding, eerder dan van een trajectbegeleider. Meerdere personeelsleden nemen een deel van het takenpakket op en werken samen aan een krachtige leeromgeving.
De vakleraar of andere leraren met een duidelijke vakbekwaamheid in het studiegebied nemen de vakinhoudelijke trajectbegeleiding op. De vakleraar is immers het best op de hoogte van de inhoud van het traject, beschikt over specifieke pedagogisch-didactische vaardigheden en bewaakt de afstemming tussen school- en werkplekcomponent. Hierover kun je meer lezen bij ‘leertraject ontwerpen en opleidingsplan’ en bij ‘opleiding, begeleiding en opvolging’.
In de school is ook administratieve ondersteuning voor duaal leren noodzakelijk. Naast de specifieke onderwijswetgeving is het belangrijk om de sociale wetgeving goed te kennen. De cursist wordt immers ook werknemer. Deze wetgeving opvolgen en zich voortdurend professionaliseren is daarom ook een aandachtspunt binnen de trajectbegeleiding. Hierover kun je meer lezen bij 'administratie en arbeidswetgeving'.
Ten slotte is het belangrijk dat het voor de verschillende partners (cursisten, mentoren, organisatoren van de aanloopfase ... ) duidelijk is wie het aanspreekpunt is als er vragen of problemen zijn. Goede communicatie is een voorwaarde om de samenwerking met de onderneming en met de cursist te doen slagen.
Ondernemingen hebben bepaalde plichten met betrekking tot de opleiding en begeleiding van de cursist op de leerwerkplek.
De onderneming:
Een aantal verplichtingen wordt vastgelegd in de overeenkomst die de cursist, de school en de onderneming samen sluiten. Meer informatie over enkele plichten van een duale werkplek vind je op de website van het Departement Werk en Sociale Economie.
De onderneming stelt een mentor aan. De mentor is de persoon die verantwoordelijk is om de cursist op de werkplek op te leiden en te begeleiden. De betrokkenheid van de onderneming/mentor bij de evaluatie van de cursist is noodzakelijk maar er is niet in de regelgeving vastgelegd hoe die betrokkenheid georganiseerd wordt. Dat kunnen de partijen dus onderling afspreken.
De mentor:
Binnen de onderneming is het belangrijk dat de mentor hiervoor een formele taakomschrijving krijgt, zodat hij deze taken kwaliteitsvol kan opnemen.
Als het mentorschap verdeeld wordt over verschillende personeelsleden, moet het overzicht bewaakt worden en is het belangrijk dat het volledige team achter de keuze staat om de cursist op te leiden.
Bij duaal leren verwerft de cursist een groot deel van de competenties in de onderneming. Om te bewaken dat de cursist op een kwaliteitsvolle leerwerkplek voldoende leerkansen krijgt, moet de werkplek erkend zijn als leerwerkplek. De onderneming moet erkend zijn voor
Hierbij moet de onderneming aan een aantal voorwaarden voldoen, zowel op het niveau van de onderneming als op het niveau van de mentor.
De erkenning wordt door de onderneming online (via Werkplekduaal) aangevraagd bij het Vlaams of sectoraal partnerschap. Pas nadat de erkenning is verleend, kan de overeenkomst afgesloten worden. Het Departement Werk en Sociale Economie licht de erkenningsvoorwaarden en de erkenningsprocedure toe.
De school moet bij het organiseren van een duaal leertraject heel wat keuzes maken:
Duaal leren biedt mogelijkheden om in te zetten op een flexibele organisatie van de opleidingstrajecten.
Voor elke opleiding in het volwassenenonderwijs wordt vastgelegd met welke overeenkomst er wordt gewerkt: een ‘Overeenkomst duale opleiding’ (ODO) of de ‘Overeenkomst duale opleiding statuut (ODOS) of een overeenkomst duale opleiding voor werkenden (ODOW). In heel specifieke gevallen (bv. gezondheidssector) wordt er ook nog gebruik gemaakt van de ‘Deeltijdse arbeidsovereenkomst’ (DA) in het kader van de Sociale Maribel.
Het statuut van cursisten binnen het volwassenenonderwijs verschilt ten opzichte van leerlingen in het secundair. Naast ‘cursist’ zijn cursisten vaak ook werkzoekende, werknemer, schoolverlater, … Belangrijk is om hier transparante informatie te verstrekken en duidelijke afspraken te maken op voorhand.
Voor meer info en modelovereenkomsten klik hieronder op de soort overeenkomst:
De aanmaak en registratie van de overeenkomst moet steeds gebeuren via de daartoe ontwikkelde online tool Werkplekduaal. Deze tool bevat ook de gegevens van erkende ondernemingen, waardoor het opmaken van een overeenkomst grotendeels wordt geautomatiseerd. Na ondertekening moet je als trajectbegeleider de overeenkomst terug opladen in het digitale loket app.werkplekduaal.be. Ook bij vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst moet je dit melden via registratie in de applicatie.
Heel veel wetgeving wordt doorlopend bijgestuurd. Voor een leek in de materie is het niet eenvoudig om dat bij te houden. Toch wordt aan scholen en centra regelmatig gevraagd hoe het nu zit met vakantiewerk, kinderbijslag, het al dan niet ten laste zijn …
Hier vind je alle informatie met de nodige links op een rijtje:
Duaal leren is een geïntegreerd traject van leren op school en leren op de werkplek. De arbeidsduur voor cursisten met een ODO wordt bepaald door de CAO die geldt in de sector of de onderneming. De arbeidsduur omvat de uren schoolcomponent én de uren werkplekcomponent. Bij de berekening van de arbeidsduur geldt dat een uur op school gelijk staat aan 50 minuten, een uur op de werkplek wordt gerekend in 60 minuten. Afhankelijk van de overeenkomst moet een cursist minstens 20 uur gemiddeld op weekbasis leren op de werkplek (ODOS) of minder dan 20 uur gemiddeld op weekbasis (ODO). Bij ODOW wordt geen gemiddeld aantal uur opgelegd.
Heb jij of de mentor een vraag die betrekking heeft op administratieve verplichtingen of arbeidswetgeving? Ga of verwijs naar de website van het Departement Werk en Sociale Economie. Op deze website staan ook de links naar de websites van de sectorale partnerschappen.
Vóór de cursist aan de slag gaat in een duale opleiding is het noodzakelijk dat er een individueel leertraject ontworpen wordt. Dit gebeurt door de opmaak van het opleidingsplan op basis van het leerplan.
Bij duaal leren is het essentieel dat het leren op de werkplek en het leren op school op elkaar afgestemd worden zodat de leerplandoelstellingen gerealiseerd worden. Het opleidingsplan dat in samenspraak met de onderneming voor elke individuele cursist wordt gemaakt, is een leidraad bij het vormgeven van de opleiding.
Daarnaast is het opleidingsplan ook een communicatiemiddel om duidelijke afspraken te maken tussen cursist, school en mentor. Er worden afspraken gemaakt over:
Uit de opmaak van het opleidingsplan spreekt een engagement van cursist, school en werkplek. De drie partijen engageren zich om de afspraken over het leertraject zo goed mogelijk te realiseren.
Het opleidingsplan is ook een planningsdocument. In het opleidingsplan staan afspraken over wanneer welke competenties aangeboden worden op school en op de werkplek. Het document biedt mogelijkheden voor het realiseren van een leerlijn in het opleidingstraject op maat van cursist, school en bedrijf.
Ten slotte is het opleidingsplan een dynamisch instrument en kan het in de loop van het jaar bijgestuurd worden omwille van wijzigende omstandigheden bij cursist, school of werkplek. Het is een handig instrument om te registreren welke activiteiten plaatsvonden zodat cursist, trajectbegeleider en mentor een overzicht hebben van de activiteiten die nog aan bod moeten komen.
Het opleidingsplan geeft een goed overzicht van de te verwerven competenties en kan ingezet worden voor opvolging van het leertraject. Het is geen evaluatie-instrument, maar wel de vertrekbasis voor de uitwerking van de evaluatie.
De coördinatie van de opmaak van het individueel opleidingsplan ligt in handen van de trajectbegeleiding.
Eerste fase: Voor de afstemmende gesprekken tussen trajectbegeleider, mentor, cursist maakt de trajectbegeleider een aanzet van een opleidingsplan op basis van het leerplan.
Tweede fase: Het opleidingsplan wordt aangepast in overleg met mentor(en), cursist, vakleerkrachten en derden. Het individueel opleidingsplan opmaken is immers maatwerk: het komt tegemoet aan de noden van de individuele leerling rekening houdend met de specifieke context van de werkplek (procedures werkplek, hulpmiddelen,…). Als één enkele werkplek niet volstaat om het opleidingsplan te realiseren, is het mogelijk dat er met meerdere ondernemingen een overeenkomst wordt afgesloten. In het opleidingsplan staan dan de afspraken over competentieverwerving met de verschillende werkplekken.
Juridische aandachtspunten: individueel opleidingsplan, trajectbegeleiding, onderneming
Het individueel opleidingsplan is een wettelijk verplicht document dat bij de start van het schooljaar moet opgesteld en geregistreerd worden. Bij duale opleidingen staan de school en de werkplek samen in voor de realisatie van het individueel opleidingsplan.
Bij decreet is immers vastgelegd dat:
Binnen het duaal leren wordt vaak verwezen naar arbeidsrijpheid en arbeidsbereidheid. Ook binnen volwassenenonderwijs is het belangrijk om in te schatten of een cursist competent is om te starten in een duaal leertraject. Belangrijk is om vooraf te bepalen voor welke doelgroep je je traject inricht. Een uitgebreide intake of screening helpt bij het inschatten of de kandidaat-cursist past binnen het traject duaal leren. Een kwaliteitsvol screeningsproces bestaat uit verschillende methodieken om in te schatten of een cursist competent is voor duaal leren.
Screening is geen selectiemoment, maar het beginpunt van de matching van een specifieke cursist met een specifieke leerwerkplek enerzijds (matching) en van het specifieke begeleidingstraject dat een cursist nodig heeft anderzijds (begeleiding). Het zijn belangrijke stappen om duaal leren te doen slagen, zowel voor de cursist als voor de onderneming. Naarmate een cursist meer of minder beschikt over zelfsturend vermogen en maturiteit zal je begeleidingstraject er anders uitzien.
Een voorbeeld van een screeningstool afgestemd op volwassenen:
Voor opleidingen in het volwassenenonderwijs gelden geen specifieke instapvoorwaarden. Je kan als CVO geen specifieke toelatingsvoorwaarden opleggen.
Matching en het intakegesprek brengen de cursist, de onderneming en de trajectbegeleider samen. Een goede match tussen cursist en leerwerkplek is de start van een succesvolle samenwerking tussen de drie partijen bij een duaal leertraject.
Voor duaal leren moet een leerwerkplek erkend zijn. Bij de zoektocht naar een kwaliteitsvolle werkplek kun je putten uit de database met erkende leerwerkplekken. Daarnaast kun je (stage)bedrijven uit het eigen netwerk motiveren om een erkenning aan te vragen.
Tijdens het matchen maak je een inschatting van welke cursist , onderneming en mogelijke mentor je best aan elkaar koppelt. Hou hierbij rekening met de grootte en bereikbaarheid van de onderneming, de ondersteuningsnoden en de persoonlijkheid van de cursist, het aanbod aan te verwerven competenties van de werkplek, de stijl en de persoonlijkheid van de mentor. Een goede match voorkomt dat de overeenkomst vroegtijdig beëindigd wordt.
Kwetsbare cursisten verdienen extra aandacht tijdens dit matchingsproces. Dit kan door een voorselectie te maken van geschikte werkplekken, cursisten te versterken in hun arbeidsattitudes en sollicitatievaardigheden, kwetsbare cursisten te ondersteunen bij het leggen van contacten en bij intakegesprekken met ondernemingen.
Het is van belang dat cursisten tijdig een werkplek hebben. Bij voorkeur organiseer je deze zoektocht ruim voor de start van de opleiding. Voor alle duale opleidingen in het volwassenenonderwijs geldt dat de overeenkomst getekend moet zijn vooraleer de werkplekcomponent start.
Een intake- of opstartgesprek is de laatste stap bij het matchen. Hierbij stem je de verwachtingen op elkaar af zodat cursist, school en onderneming op eenzelfde lijn zitten. In de ideale omstandigheden zijn alle partijen hierbij aanwezig. Een goed kennismakingsgesprek werkt motiverend voor cursist en bedrijf. De trajectbegeleiding bereidt de cursist voor op de eerste contacten met het bedrijf en in het bijzonder op het startgesprek. Vooral de motivatie van de cursist en zijn startcompetenties zijn belangrijke criteria die ondernemingen in overweging nemen.
Na die eerste kennismaking beslissen cursist én leerwerkplek of ze met elkaar verder willen gaan. Sommige ondernemingen maken graag uitgebreider kennis met de cursist. Als de onderneming en de cursist zich definitief engageren, dan wordt vervolgens de overeenkomst, inclusief het opleidingsplan, opgemaakt en ondertekend.
Juridische aandachtspunten: termijn voor het afsluiten van een overeenkomst
Een leerling heeft per schooljaar een periode van 20 opleidingsdagen om een overeenkomst met een werkplek af te sluiten. Deze termijn begint te tellen vanaf de eerste lesbijwoning van de cursist in de duale opleiding. De periode waarin de cursist nog geen werkplek heeft gevonden, moet hij een voltijdse invulling van minstens 28 uur per week krijgen bij de aanbieder duaal leren.
Vind je geen geschikte werkplek? Contacteer een medewerker van het betrokken sectoraal partnerschap (sectoraal partnerschap) of het Departement Werk en Sociale Economie (Departement Werk en Sociale economie). Je kunt dit digitaal melden. Vul het formulier 'Werkplek gezocht' in.
Goede afstemming op de arbeidsmarkt en een sterke samenwerking met bedrijven en sectororganisaties zijn de basis voor de opstart van een duaal leertraject. Elk beroep en bijgevolg elk leertraject is uniek. Per sector kunnen er zich, tijdens het leertraject, andere knelpunten voordoen. Samen met je sector kan je je traject afstemmen op de doelgroep, de sector zelf, het beroep, …
Ga dus actief op zoek naar je sectororganisatie(s). Zij kunnen de zoektocht naar werkplekken en begeleiding bij de erkenning van organisaties faciliteren. Daarnaast kan je bij hen ook terecht voor ondersteuning rond het juridisch luik, praktisch-organisatorische vragen, …
Sectorfondsen kun je aanspreken in functie van mogelijke incentives voor werkplekken.
De lijst met erkende werkplekken.
Om een goede start van het duale leertraject te verzekeren, moeten bedrijven veel aandacht besteden aan een degelijk onthaalbeleid voor de cursist. Naast een algemeen onthaal (praktische afspraken onder andere pauzes en maaltijden) is ook een specifiek onthaal in functie van de opleiding op de werkvloer noodzakelijk (onder andere veiligheidsinstructies bij machines waar de leerling op zal leren). De voorbereiding van het onthaal gebeurt in samenspraak met de preventieadviseur en de mentor.
Verder is een goede informatie-uitwisseling tussen school, leerbedrijf en cursist cruciaal. Voor alle duidelijkheid neem je best alle info op in een informatiedocument. De school kan hierbij een faciliterende rol spelen.
Het uitvoeren van de risicoanalyse en het nemen van de preventiemaatregelen behoren tot de verantwoordelijkheid van de onderneming. Bij het onthaal zal je de werkpostfiche (of risicoanalyse) samen met de cursist overlopen.
Daarnaast is het noodzakelijk om preventief in te zetten op het welbevinden en de motivatie van de cursist. De mentor en trajectbegeleiding hebben hier bijzonder oog voor en verwittigen tijdig als zij problemen ervaren op de werkplek, zodat ze samen naar een oplossing kunnen zoeken.
De bouwsteen 'opleiden en begeleiden' is verweven met andere bouwstenen, in het bijzonder met de bouwstenen rollen en taakverdeling, leertraject ontwerpen en opleidingsplan, onthaal cursist en evalueren en feedback. In dit luik bespreken we hoe het opleiden, begeleiden en opvolgen van het leertraject kan verlopen. We verwijzen soms naar andere bouwstenen voor meer informatie.
Kenmerkend voor duaal leren is dat de mentor en de trajectbegeleiding als team instaan voor de opleiding, begeleiding en evaluatie van de cursist. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van beide actoren. Maak daarom van bij de start van het leertraject afspraken met de mentor over de opleiding, begeleiding, opvolging en evaluatie. Het is belangrijk dat rollen en taken geëxpliciteerd en verdeeld worden. Het individueel opleidingsplan is hierbij een ondersteunend document.
Een positieve samenwerking tussen school en bedrijf met ruimte voor wederzijds leren verhoogt de kwaliteit van de opleiding. Mentor en trajectbegeleiding delen hun expertise:
Naast een goede match kan de opleiding en begeleiding tijdens een duaal leertraject leiden tot extra leerwinst doordat
De dagelijkse opleiding, begeleiding en opvolging op de werkplek is vooral in handen van de mentor en de collega's in de onderneming. Plan regelmatig een overleg met mentor en cursist. Het uitwisselen van kennis en ervaring tussen cursist, mentor en leraar is van groot belang.
Enkele aandachtspunten bij de aanpak:
Het regelmatig opvolgen en bijsturen van de competentieontwikkeling van de cursist op school en op de werkplek draagt bij tot een kwaliteitsvolle duale opleiding. De opvolging start op de eerste dag dat de cursist op de werkplek doorbrengt.
Samenwerking en communicatie tussen school en werkplek kan geoptimaliseerd worden door het gebruik van eenvoudige tools om het leerproces van de cursist te monitoren.
Bij decreet werden een aantal plichten rond opleiden en begeleiden voor school en werkplek vastgelegd. Deze vind je ook terug bij andere bouwstenen. We geven nog enkele aanvullingen.
Aanspreekpunt op school en binnen de onderneming
Specifiek voor deze bouwsteen is dat school en werkplek moeten zorgen voor een aanspreekpunt voor leerlingen wanneer ze op de leerwerkplek aan de slag zijn. Cursisten kunnen met hun bekommernissen en vragen terecht bij de trajectbegeleider en mentor.
Vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst
De trajectbegeleiding is bij decreet verplicht te bemiddelen tussen de cursist en de leerwerkplek in de vorm van een verzoeningspoging als de overeenkomst vroegtijdig beëindigd dreigt te worden.
De evaluatie van de cursist doorheen het schooljaar met betrekking tot de schoolcomponent én de werkplekcomponent blijft de hoofdverantwoordelijkheid van de aanbieder (school/centrum). Het is dan ook belangrijk dat de trajectbegeleiding zicht blijft houden op het deel van de opleiding dat op de werkplek plaatsvindt.
De school is vrij om zelf het evaluatiebeleid uit te werken. De evaluatie van het duaal leertraject moet in de lijn zijn met het bredere evaluatiebeleid van de school.
Het opleidingsplan an sich is geen evaluatie-instrument, maar kan daar wel een aanzet toe zijn. Vanuit het individueel opleidingsplan denk je na over de essentiële ingrediënten van evaluatie:
Evaluatie gebeurt op basis van de leerplandoelen die cursisten moeten verwerven.
Hierbij enkele aandachtspunten:
Een duidelijke communicatie en intensieve opvolging van de leerdoelen, alsook het inzetten van vakleerkrachten als trajectbegeleiders bevorderen het leerpotentieel van het werkplekleren. Evalueren gebeurt niet enkel aan het einde van een proces, maar gebeurt voortdurend. Evalueren om te leren impliceert dat zowel de mentor, de leraar als de cursist sterk betrokken zijn.
Bij evaluatie hoort feedback. Leg samen met de mentor op voorhand tussentijdse evaluatie- en feedbackmomenten vast.
Ontwikkelingsgerichte feedback geeft de cursist inzicht in waar hij staat ten opzichte van het doel en hoe hij dat kan bereiken. Deze feedback stelt de cursist in staat om zichzelf te verbeteren en kan in belangrijke mate bijdragen tot het eigenaarschap bij de cursist.
Tijdens evaluatie- en feedbackgesprekken kunnen 4 kernvragen aan bod komen.
Feedup: Wat is de gewenste eindsituatie?
Leerdoelen verhelderen en evaluatiecriteria delen
Voor de cursist moet het duidelijk zijn aan welke doelen uit het individueel opleidingsplan gewerkt wordt op de werkplek en op school. Hierbij is het belangrijk dat het doel voor de cursist zowel uitdagend als haalbaar is. Vanuit de leerdoelen worden passende evaluatiecriteria opgesteld. De cursist moet immers weten welke criteria gebruikt worden om te weten of het doel bereikt is. Maak zowel met de mentor als met de cursist duidelijke afspraken over wat de doelen inhouden en wat de verwachtingen zijn bij elk doel.
Feedback: Waar staat de cursist nu?
Werkplek en school mogen geen gescheiden werelden zijn. Stem feedback en evaluatie op school en op de werkplek op elkaar af en betrek de cursist erbij.
Feed forward: Hoe ga je naar de gewenste eindsituatie?
Stappen vooruit zetten
Naast de regelmatige feedback van de mentor en de leerkracht is het de taak van de trajectbegeleiding om samen met de mentor en de cursist de voortgang die de cursist maakt op te volgen en deze zichtbaar te maken. Er worden op regelmatige basis (bv maandelijks) met de drie partners gesprekken gepland om verder af te stemmen.
Tijdens zo'n tussentijds evaluatiemoment maak je tijd om verbeterpunten te bespreken. Je stelt de vraag hoe de cursist dichter bij het doel kan raken, wat er nodig is om het doel te bereiken. Door de cursist actief te betrekken creëer je een krachtige duale leeromgeving.
Take up: Hoe gaan we samen met de feedback aan de slag?
Na dit gesprek start een nieuwe leerperiode. Op school en op de werkplek krijgt de cursist voldoende tijd om aan de competenties te werken die hij/zij nog niet onder de knie heeft. De cursist gaat, met ondersteuning van mentor en leraar, aan de slag met de gekregen feedback.
Evaluatie in het schoolreglement
Heel wat keuzes rond evaluatie zijn school- en leraargebonden. De overheid legt wel gedetailleerd vast welke aspecten van evaluatie in het schoolreglement opgenomen moeten worden.
Bij de eindevaluatie overloop je met de mentor en de cursist in welke mate alle competenties behaald werden om een kwalificatie te halen. Afstemmen tussen school en mentor is bij de finale evaluatie belangrijk om tot een gedragen beslissing te komen. De betrokkenheid van de onderneming/mentor bij de evaluatie van de cursist is noodzakelijk. Onderling kan afgesproken worden hoe die betrokkenheid georganiseerd wordt.
De kwalificatie verloopt op dezelfde wijze als in reguliere trajecten. Cursisten krijgen na het volgen van een beroepsgerichte opleiding een certificaat. Het behalen van een diploma secundair onderwijs is mogelijk door naast het volgen van een (duale) beroepsopleiding ook de Aanvullende Algemene Vorming te volgen.